In Roermond maakte de heksenjacht meer slachtoffers dan waar ook in de Benelux. Alleen al in 1613-1614 werden minstens 70 vrouwen en mannen in en rond Roermonds gerechtelijk vervolgd wegens toverij. Het gemeentebestuur werkt aan eerherstel. Er komen gedenktekens bij de Rattentoren, waar de verdachten in voorarrest zaten en werden verhoord, en bij de Galgenberg, waar de veroordeelden op de brandstapel ter dood werden gebracht.
Vrouwenhaat
Eind vijftiende eeuw zette de Duitse monnik Heinrich Kramer zijn ideeën over hekserij op papier in de Heksenhamer, een handboek voor de heksenvervolging. Volgens hem was hekserij een verbond van duivelaanbidders die het christendom wilden vernietigen door toverij. Met magische brouwsels en rituelen veroorzaakten ze noodweer, lieten ze de oogst mislukken en maakten ze dieren en mensen ziek met de dood als gevolg.

Vooral vrouwen waren lid van dit duivelse verbond. Vrouwen waren van nature immers dom, wispelturig en kwaadaardig, en dus vatbaar voor beïnvloeding door de duivel. Heksenmoeders betrokken hun dochters bij het satanscomplot en verloskundigen wijdden pasgeboren baby’s aan de duivel nog voordat ze gedoopt waren. Aldus de Heksenhamer, een ware bijbel van middeleeuwse vrouwenhaat.
Kansloos voor de rechter
Tot die tijd werd toverij vrij mild bestraft, met boetes of verbanning. Maar vanaf ongeveer 1500 eindigden veroordeelden op de brandstapel. Rond 1550 verloren verdachten het recht om zich verdedigen met schriftelijke bewijsstukken en het recht op een advocaat. Vanaf 1570 mochten ze tijdens hun verhoor alleen nog maar met ja en nee antwoorden. Onder marteling werden ze gedwongen tot ‘bekentenissen’ en het noemen van ‘medeplichtigen’. Een bekentenis was genoeg voor een veroordeling. Of de ‘misdaden’ van de verdachten überhaupt wel ergens sporen hadden nagelaten, deed er niet toe. Als verdachte in een heksenproces was je vrijwel kansloos.
De heksenvervolging liep rond 1590 volkomen uit de hand. Binnen enkele decennia werden tienduizenden onschuldige vrouwen en mannen in Midden- en West-Europa het slachtoffer.

Gruwelijk einde voor Merrie en Mett
Onlangs dook in het Gemeentearchief Roermond een oud notitieboekje op dat jarenlang onvindbaar geweest was. Daarin zijn nieuwe details te vinden over de procesreeks van 1613-1614. Het boekje vermeldt onder meer hoe het Merrie Duyven verging. Zij werd drie keer verhoord door de beul van Roermond, maar hield vol dat ze onschuldig was – als één van de zeer weinige verdachten. De beul van Maastricht werd erbij gehaald, maar ook hij kon haar niet tot een bekentenis dwingen. Ruim een maand later bezweek ze uiteindelijk toch en bekende ze een heks te zijn, want op 16 november 1613 werd ook zij verbrand.
Mett van Asenraed werd op 26 oktober 1613 gearresteerd en de hele nacht in de Rattentoren gefolterd. Ook zij hield haar onschuld vol. Maar de volgende ochtend werd ze dood in de toren aangetroffen, vermoedelijk als gevolg van inwendige bloedingen. De rechters zagen dat haar dood als bewijs van haar schuld. Ze namen aan dat de duivel haar de nek gebroken had zodat ze de geheimen van de heksensabbat niet zou verraden. Haar lijk werd symbolisch naar de brandstapel op de Galgenberg gesleept.
De Roermondse heksenprocessen laten zien, hoe vrouwenhaat en complotdenken in vroeger eeuwen gruwelijk uit de hand zijn gelopen.