Op maandag 16 juli 1554 ontstond in Roermond de eerste grote stadsbrand, die door onverlaten moedwillig was aangestoken. Op 14 juli 1554, tussen 11 en 12 uur ’s avonds, waren Corthans van den Sluys, Derick van Schalckwick en een herder uit Zeeland in de buurt van de ‘Maaspoort’ (waarschijnlijk de Spoelpoort) over de Roermondse stadsmuur geklommen. Daarna hadden ze op drie verschillende plaatsen in de stad smeulende poppen (bundels van stro) gelegd teneinde brand te stichten. Het was oogsttijd en het had lang niet meer geregend. Er waaide een sterke wind zodat iedereen door de brand verrast werd. De enorme schade die de brand veroorzaakte, werd nog vergroot toen negen dagen later, op Sint-Jacobsdag (25 juli), een hevige storm de overeind gebleven gevels en schoorstenen omverblies. Het neerstortende puin kwam op kelders terecht, die door het geweld instortten. Velen verloren zo de
laatste bezittingen en een provisorisch onderkomen. Dertien mensen vonden de dood en alleen al door de storm werd een schade aangericht van 25.000 gulden. Van de 1300 huizen in Roermond waren er omstreeks 950 afgebrand. Het hart en het belangrijkste gedeelte van de stad waren verloren gegaan, alleen het armste gedeelte was blijven staan.
De tweede grote stadsbrand van Roermond ontstond op 31 mei 1665. Een vreugdeschot uit een geweer, tijdens de kermisprocessie, was de oorzaak van deze brand. Door het schot werd een klein huis aan het Zwartbroek in vuur en vlam gezet. Een felle wind verspreidde het vuur snel over de stad. Ondanks dat leien daken na de eerste stadsbrand van 1554 verplicht waren gesteld, was de brand fataal voor het grootste deel van de binnenstad, waar nog de nodige huizen met strodaken stonden. Ongeveer 800 huizen gingen in vlammen op, dat was ongeveer drie vierde deel van de stad. Het bebouwde deel rond de Markt, Buitenop en de Voorstad St. Jacob werden niet door het vuur aangetast. Binnen vijf jaar werden ongeveer 700 van de 800 afgebrande huizen opnieuw opgebouwd. Om stadsbranden in de toekomst te voorkomen, werden er opnieuw bepalingen opgesteld die het gebruik van strooien daken verboden. Nieuwe huizen moesten een nok parallel aan de straat hebben en door zijgevels van de buurpanden gescheiden worden, zodat het vuur niet makkelijk van dak naar dak kon overslaan.