Nergens in Roermond hebben zoveel slachtoffers van de Shoah gewoond als op het adres Spoorlaan 5.
Sinds 1936 woonden hier vier Joodse vluchtelingen: de bejaarde Moses Hahn en zijn dochters Auguste Hahn, Elka Hahn en Ida Hahn.
Na het overlijden van hun vader verleenden de zussen tijdelijk onderdak aan de vijf leden van de vluchtelingenfamilie van Moritz Lehmann (voor hen liggen Stolpersteine bij Kapellerlaan 60).
In 1942 dwongen de Duitsers de vierde en vijfde zus Hahn om ook naar Spoorlaan 5 te verhuizen: Frieda Zodick-Hahn met haar man Adolf Zodick en Elsa Goudsmit-Hahn met haar man en haar drie kinderen (zie de Stolpersteine bij Brugstraat 5). De nieuwe bewoners werden al snel gedeporteerd, behalve de oudste zoon van het gezin Goudsmit-Hahn, die onderdook.
In hun plaats kwamen Sallie Goudsmit, zijn vrouw Recha Goudsmit-Lehmann, haar vader Susmann Lehmann en de eveneens bejaarde Minna Wehrmann-Zirker. Het echtpaar Goudsmit-Lehmann dook onder. De drie overgebleven zussen Hahn en hun bejaarde huisgenoten werden als laatsten op 9 april 1943 gedeporteerd.