Door John Vaessen

Geschiedschrijving is van alle tijden. In de oudheid noteerden Egyptische, Griekse en Romeinse geschiedschrijvers reeds hun geschiedenis. Ook nationaal zijn door historici en amateurhistorici verhalen opgetekend waardoor een goed beeld geschetst wordt van gebeurtenissen uit vroeger tijden. Over de stad Roermond en omgeving zijn legio wetenswaardigheden uit het verleden verzameld en gepubliceerd, onder meer in jaarboeken. Stadsarchivaris Jean Baptist Sivré (1818-1889) publiceerde in de negentiende eeuw in vier delen de inventaris van het oud archief van Roermond en predikant Jacobus Craandijk (1834-1912) bezocht, al wandelend door Nederland, ook Roermond en verzamelde eveneens veel informatie over het tijdsbeeld van onze stad. Dat deed in de twintigste eeuw ook landmeter Alexander van Beurden (1857-1934) die, hoewel geen geboren Roermondenaar, veertig jaar in de stad gewoond heeft, zéér actief was in het Roermondse verenigingsleven en veel geschreven heeft over de streekgeschiedenis. De in Roermond geboren en getogen notariszoon Joseph Linssen (1894-1986) was bij uitstek een belangrijke amateurhistoricus die een groot aantal publicaties over Roermond en omgeving op zijn naam heeft staan.

ouderlijk-gezin-joseph-linssen

De ouders van Joseph Henri Frederic Hubert Linssen (voor intimi Joep) waren Jozef Laurens Hubert Linssen (1846-1926) en Maria Theresia Hendrika Hubertina Berger (1864-1947). Behalve zoon Joseph kreeg het echtpaar Linssen-Berger nog twee dochters. Joseph groeide op in het majestueuze pand aan de Swalmerstraat 3, ooit in het bezit van notaris Charles Guillon, waarin laatstgenoemde eveneens zijn privémuseum met onder meer archeologische vondsten herbergde.

Swalmerstraat-3


Aanvankelijk leek het erop dat Joseph het notariaat van zijn vader zou overnemen, maar hij bleek veel meer interesse te hebben in geschiedenis. Het zou zijn zwager Paul van Crugten, gehuwd met Josephs zus Maria Linssen, zijn die het notariaat op die locatie voortzette. Vooraleerst werd Joseph Linssen politiek actief toen hij in 1927 samen met mr. René Höppener en ir. Hein Ruyten gekozen werd als raadslid voor de Katholieke Fractie. Van 1935 tot 1938 was hij vervolgens wethouder van sociale zaken. In 1932 publiceerde hij zijn eerste geschiedkundige bijdrage onder de titel ‘Instellingen van Weldadigheid’ in het Gedenkboek ter gelegenheid van het zevenhonderd-jarig bestaan van Roermond als stad. Tussen 1949 en 1976 zouden nog 29 publicaties over Roermond en 26 over voornamelijk Midden-Limburgse gemeenten van hem verschijnen. Opmerkelijk was dat Joseph Linssen nooit universitair geschoold geweest is maar dat zijn publicaties destijds wat kwaliteit betrof hoger gewaardeerd werden dan die van zijn vakgenoten. In 1964, ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag, werd deze autodidact voor zijn vele verdiensten benoemd tot ereburger van Roermond én erelid van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG). Bij die gelegenheid werd hem door de Stichting Instituut voor Genealogie en Streekgeschiedenis Roermond een Libellus Festivus aangeboden, een bundel artikelen van (professionele) collega-historici over de middeleeuwse geschiedenis van Roermond en omgeving. Hij ging tot op hoge leeftijd door met publiceren. In 1976 verscheen zijn laatste grote publicatie, een afrondende studie getiteld ‘De stichting van de stad Roermond en haar eerste opkomst’. Gedurende zijn leven heeft Joseph Linssen nog talrijke nevenfuncties gehad. Zo was hij onder meer bestuurslid van de Vincentiusvereniging, waarvan zeven jaar als voorzitter, regent bij het R.C. Godshuis, bestuurslid bij de Roermondse Spaarbank Vereniging, voorzitter van het ziekenfonds van personeel in dienst van de gemeente Roermond, lid van de Bioscoopcommissie en de Museumcommissie en kerkmeester van de Sint-Christoffelparochie. Een lichamelijke handicap (hij werd ooit aangereden door een fietser, waardoor hij blijvend letsel aan een been had opgelopen) was er de oorzaak van dat onderzoek in archieven buiten Roermond belastend voor hem werd. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in het Louisapension op het adres Pollartstraat 6. De tijdens zijn leven ongehuwd gebleven, vrijgevige Joseph Linssen overleed op 6 november 1986, de dag dat hij 92 jaar werd. Enig erfgenaam was het bisdom Roermond dat van hem een aanzienlijk vermogen erfde. Zijn bibliotheek schonk hij aan het Roermondse gemeentearchief. Joseph Henri Frederic Hubert (Joep) Linssen werd bijgezet in de in 1895 in gebruik genomen familiegrafkelder op het Oude Kerkhof te Roermond.

Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019), met dank aan Laurent Linssen, Beegden