Door John Vaessen

In 2020 en 2021 werden in Roermond op 29 adressen in eerste instantie 85 Stolpersteine geplaatst vóór panden waar Joodse inwoners gewoond hebben die door de nazi’s op transport gesteld werden naar vernietigingskampen. Op deze ‘struikelstenen’ wordt behalve hun naam ook de datum van transport en plaats van overlijden vermeld. Een gering aantal van hen overleefde de kampen en kon terugkeren naar hun vertrouwde omgeving. Van de meeste vermoorde slachtoffers werd echter nooit meer iets vernomen. Des te opmerkelijker dat van één Jodin uit Roermond de stoffelijke resten wel geïdentificeerd konden worden. De omstandigheden die daar aan voorafgingen, zijn zowel bizar als schokkend te noemen. Elke Stolperstein heeft zijn verhaal; in deze aflevering de tragische lotgevallen van Jeanette (Henriette) Vogelsang.

henriette-vogelsang

Om niet geconfronteerd te worden met het in opkomst zijnde nationaalsocialisme zochten in Duitsland wonende Joden vanaf 1933 hun heil in Nederland, zo ook in Roermond. De uit Gelsenkirchen afkomstige Jeanette Vogelsang (*1878 - †1943) verhuisde in 1911 met haar echtgenoot Hermann Passmann (*1869) vanuit hun woonplaats Issum bij Geldern naar Krefeld, waar Hermann met zijn broer Oskar een bedrijf in onroerend goed had. In juli 1934 emigreerde het echtpaar met zoon Kurt (*1909) naar Roermond. Aan de Schoenmakersstraat 5 exploiteerden zij een winkel in elektrische apparaten (in de zestiger jaren was op dit adres de boekhandel van de gebroeders Janssen gevestigd). Dochter Ilse (*1911) was inmiddels getrouwd en woonde in Keulen. Toen Hermann Passmann in 1935 overleed werd de winkel door Jeanette voortgezet. Aan het begin van de oorlog lukte het Kurt en Ilse naar Canada en de Verenigde Staten te vluchten. IIse overleed in 1989 in Miami, haar broer Kurt in 1990 te Montreal. In februari 1943 probeerde Jeanette Passmann met behulp van een Schlepper (mensensmokkelaar) tegen een vergoeding van 10.000 gulden naar Zwitserland uit te wijken. Ze werd echter verraden en op 15 februari 1943 gevangengezet in de Dossinkazerne te Mechelen (B), het Nederlandse Westerbork. Van daaruit werd ze op 19 april op transport gesteld naar Auschwitz, vanwaar ze na ruim drie maanden opnieuw getransporteerd werd, nu naar het kamp Natzweiler-Struthof in de Franse Elzas.

Toegangspoort KZ Natzweiler Struthof.jpg

Nacht und Nebelkamp-kamp

Vermoedelijk vanwege haar Joodse voorkomen was Jeanette Passmann één van de 86 Joodse vrouwen en mannen die vanuit Auschwitz naar dit Nacht und Nebel-kamp werden overgebracht. De nazi’s wilden in het universitair anatomisch instituut in Straatsburg een museum oprichten, waarin ná de oorlog skeletten van Joden als Untermenschen tentoongesteld zouden worden. Met name Heinrich Himmler was  een groot voorstander van het realiseren van dit, naar menselijke maatstaven gemeten, krankzinnige project en verleende er alle medewerking aan. Begin augustus 1943 werden de daarvoor in aanmerking komende 86 Joden uit diverse Europese landen vergast in een voor dat doel omgebouwde voorraadschuur van het nabij het kamp gelegen Hotel Struthof. Behalve Jeannette Passmann-Vogelsang werden nog twee uit Nederland komende Joden geselecteerd. Alle stoffelijke overschotten werden na preparatie opgeslagen in de kelders van het instituut. De uitvoering van de plannen de lichamen ten toon te stellen werd echter vanwege personeelsgebrek en andere medische experimentele prioriteiten op de lange baan geschoven en heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden. Gedurende anderhalf jaar zijn de lichamen bewaard gebleven in formaldehyde zonder dat ernaar omgekeken werd. Kort voor de Duitse overgave van het kamp op 23 november 1944 werden de overblijfselen, ter vernietiging van bewijsmateriaal, door de nazi’s halsoverkop onherkenbaar verminkt en in een massagraf gedumpt. In 2003 heeft de Duitse journalist Hans-Joachim Lang (*1956) aan de hand van een formulier in het United States Holocaust Memorial Museum te Washington D.C. alle 86 lijken weten te identificeren. In dit document waren de op de linker onderarm van de slachtoffers vermelde nummers gekoppeld aan hun uiterlijke kenmerken. Op de arm van Jeanette Passmann was nummer 42658 getatoeëerd. Een Franse burgermedewerker van het anatomisch instituut, genaamd Henry Henrypierre, had deze gegevens destijds heimelijk zorgvuldig opgetekend. Het massagraf heeft men weten te traceren en de aanwezige stoffelijke resten zijn opnieuw begraven in een van een monument voorzien graf op de Joodse begraafplaats Straatsburg-Cronenbourg. Degenen die verantwoordelijk waren voor dit misdrijf pleegden zelfmoord, werden ter dood veroordeeld of kregen gevangenisstraffen.

Op het nieuwe Joodse gedeelte van het Oude Kerkhof staat de naam Jeanette Passmann-Vogelsang vermeld op de grafsteen van haar in 1935 overleden echtgenoot.

graf-hermann-passmann-oude-kerkhof

Op de website www.stolpersteineroermond.nl zijn de levensverhalen van de Roermondse Holocaust-slachtoffers te vinden. Het ligt in de bedoeling om in 2022 in Roermond de laatste acht Stolpersteine te plaatsen.

Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’.Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019); Hans-Joachim Lang, Die Namen der Nummern. Wie es gelang, die 86 Opfer eines NS-Verbrechens zu identifizieren (Hamburg 2004); Hein van der Bruggen, Aspecten van Joods leven in Roermond en Midden-Limburg 1257-2018 (Hilversum 2021).