Begin 1909 werd in Roermond ‘de Volkszang’ opgericht, een vereniging die de kerkkoren in Limburg een boost moest geven. Voor het bestuur werd de Vlodropse onderwijzer Gerard Krekelberg benaderd. Hij zong bariton bij het Roermonds Mannenkoor. Krekelberg en de dirigent van zijn koor, Henri Tijssen, schreven voor ‘de Volkszang’ passende nieuwe liederen zoals Het Werkmanslied, Het Schutterslied en Het Viooltje.
Hun bekendste lied werd Limburg, mijn vaderland, vaak aangeduid met de beginregel ‘Waar in ’t bronsgroen eikenhout’. Het eikenhout waar Krekelberg over schreef, was een bosje bij zijn geboortedorp Neeritter, net over de grens in België, rond kasteel Borgitter. Een subtiel signaal dat de Limburgers ook Belgisch-Limburg als hun vaderland zagen. Misschien wel vooral Belgisch-Limburg, waarvan het Nederlandse deel zeventig jaar eerder was afgescheiden.
Op een zaterdag in januari 1909 ontving Tijssen Krekelbergs tekst. De volgende dag zat hij met zijn gezin aan de zondagse koffie met vlaai. Hij neuriede wat voor zich uit en vroeg zijn zoon om de brief van Krekelberg. Snel noteerde hij in klad een melodie op muziekpapier, die hij ’s avonds uitwerkte. Deze oerversie wordt tegenwoordig bewaard in het Gemeentearchief van Roermond. Het lied ging in première op 31 januari 1909 en werd een paar maanden later uitgevoerd op de drukbezochte Groote Landbouwtentoonstelling.

Versies

De muziek lag goed in het gehoor en de tekst was niet te moeilijk. De beginregel ‘Wáár in ’t bronsgroen eikenhout’ had een logisch vervolg in het refrein: ‘Dáááár ligt mijn vaderland’. En wie moeite had met de tekst, zong gewoon ‘Eikenhout is eikenhout, eikenhout is hout’.
Limburg, mijn vaderland sloeg aan, zowel in Nederlands-Limburg als in Belgisch-Limburg. En al gauw in heel Nederland en heel Vlaanderen. In 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, vroeg de Belgische legerleiding toestemming om de melodie te gebruiken voor een andere tekst, want ‘de jongens aan de IJzer zongen de melodie zo graag.’ Maar er kwamen nog veel meer andere tekstversies. Krekelberg en Tijssen hadden een wereldhit, al ontvingen ze nooit een cent aan royalty’s. Limburgse soldaten brachten het lied naar Nederlands-Indië, waar later een versie in het Maleis werd gemaakt. Ook verscheen er een Zuid-Afrikaanse versie: ‘Waar ou Tafelberg se kop deur die wolke steek’.

lied Limburgse immigranten in Amerika
De versie van Limburgse immigranten in Amerika

Verschillende provincies en allerlei plaatsen in Nederland kregen eigen volksliederen volgens het Limburgse stramien. Het ‘Waar de brede stroom der Maas…’ veranderde daarbij vaak in verwijzingen naar plaatselijke wateren. Dat gebeurde in Zeeland (‘Waar de brede stroom der Scheld’’), Groningen (‘Woar de groode wiede zee’), Walcheren (‘Waar een dreef de dijken kromt’), Soest (‘Waar de Eem haar golven stuwt’), Vreeswijk (‘Waar de ophaalbruggen zijn’), Spakenburg (‘Aan het mooie IJsselmeer’) en Lopik (‘Tussen Lek en IJssel ligt …’). Soms ontbreekt de verwijzing naar het water, zoals in Maastricht (‘Boe me gaar gein Hollans sprik, wel e bitsje Frans’).

’t Oud Oranjehuis

In 1939 werd Limburg, mijn vaderland officieel verheven tot het volkslied van de provincie Limburg. Er werd toen een couplet toegevoegd dat de koningsgezindheid van de Limburgers bezingt: ‘Wáár aan ’t oud Oranjehuis ’t volk blijft hou en trouw, met ons roemrijk Nederland één in vreugd en rouw, trouw aan plicht en trouw aan God heerst van zuid tot noord, dáááár ligt …’ enzovoort. Krekelberg was toen al overleden. Als hij gekund had, had hij zich omgedraaid in zijn graf. Dit laatste couplet wordt in Belgisch-Limburg uiteraard niet gezongen. (Maar in Nederlands-Limburg ook niet.)

schotel-regout-maashotel-arcen
Hotelporselein voor het Maashotel in Arcen, gemaakt door P. Regout & Co. in Maastricht.