Omstreeks kwart over 11 verschenen meerdere Geallieerde jachtbommenwerpers van Squadron 320 boven de stad. Het doel van dit bombardement was de brug over de Roer. Een zwaar bombardement volgde. Binnen vijftien minuten vielen er ongeveer 30 bommen op de stad.
Diverse inwoners van Roermond maakten melding van dit drama in hun dagboek; zo ook zuster Remmers, woonachtig in de Steegstraat: ‘Om 11.00 uur kwam weer een formatie vliegtuigen aan. Het afweergeschut begon al hevig te vuren. Toen volgde er een ontzettend bombardement op de stad. We konden nog net op tijd in de kelder komen. Telkens opnieuw hoorden wij het huilende geluid van de duikende vliegtuigen en daarna de bommen. Intussen bleef het afweergeschut vuren, het was een ontzettend lawaai. De uitwerking van het bombardement was ontzettend, het stationsplein was omgewoeld en lag vol puin. De ene kant van de Veldstraat, onder andere de drukkerij van de Mark was met de grond gelijk gemaakt. Overal lagen huizen in puin.’
Meerdere straten in Roermond kregen voltreffers te verwerken. De Veldstraat was één van de straten die heel zwaar getroffen werden. Het woonhuis van de familie De Bock kreeg een voltreffer. Er bevonden zich op dat moment veertien familieleden in het pand. Negen gezinsleden kwamen om het leven. Dini de Bock bevond zich op het moment van het bombardement in de kelder van bakker Thomassen aan de Hamstraat. Dit verschrikkelijke bombardement staat bij Dini in het geheugen gegrift: ‘Mijn moeder en ik liepen op die bewuste morgen via de Leliestraat richting Munsterplein. Zij ging vlees kopen bij slager Hammes op de Steenweg en ik was op weg naar de Hamstraat, om daar te gaan wandelen met de kinderen van bakker Thomassen. Toen ik linksaf sloeg en mijn moeder rechtdoor ging, zwaaide zij nog naar mij. Dat was het allerlaatste wat ik van haar zag. Toen een tijdje later de sirenes begonnen te huilen, zei bakker Thomassen dat ik niet meer naar huis kon gaan omdat vliegtuigen onderweg waren. Ik moest dus schuilen. Toen alles voorbij was gingen we op de eerste verdieping kijken. Toen zag ik wat er met ons huis was gebeurd. Op drie plaatsen kringelde rook omhoog. Op een van die plekken had ons huis gestaan.’
Vader Lei en zijn zonen Sjang en Jacques, alle drie brandweermannen, waren op het moment van het bombardement in de brandweerkazerne. De andere twee zonen Harrie en Fons overleefden de bominslag in de Veldstraat. Harrie stond op het moment van de inslag midden op straat en Fons kon nog net op tijd op de keldertrap springen, hij raakte echter zwaar gewond.
Omdat de ambulance al in beslag was genomen door de Duitsers was het vervoer naar het ziekenhuis lastig. Het ziekenhuis was verplaatst naar de kelders. Operaties en amputaties moesten in slechte omstandigheden worden uitgevoerd. Het operatieboek gaf vaak ook de omstandigheden weer: ‘Kwam stijf van kou binnen. Uitgekleed en gewassen in onze onverwarmde opnamekamer. Werd geopereerd in koude operatiekamer.’
Inmiddels probeerden de inwoners waarvan de huizen ernstig beschadigd of vernield waren, te redden wat er te redden viel. De spullen die gered waren, werden bij familie of vrienden opgeslagen.
Na november werden er geen bombardementen meer uitgevoerd.