Op heel veel plaatsen in de stad hadden de onderduikers schuilplaatsen gemaakt waarin ze bij een razzia verborgen zaten voor de Duitsers. De mensen in de schuilplaatsen stonden meestal doodsangsten uit als de Duitsers weer eens op zoek waren naar mannen. De vrieskou en de sneeuwval maakten het extreem lastig voor de onderduikers. De vrieskou trok overal doorheen. Broeder Wendel schreef: ‘11 januari. Nol was vannacht erg ziek. Ik hoorde hem zelfs ijlen. Zelf heb ik dan ook zeer slecht geslapen. Onrustig en zéér koud. De kussens waren aan de muur vastgevroren en moesten worden losgerukt. Het gat in het dak, dat ontstaan is met het bombardement van 11 november, hebben we dichtgemaakt. Overal op de slaapzaal en de zolder lag sneeuw, welke door de kapotte ramen en gaten naar binnen is gekomen.’

De sneeuw bleef liggen en dat bezorgde de Duitsers veel problemen. Zij waren goed zichtbaar in hun uniformen. Ze gingen dan ook op zoek naar beddelakens. Annie Parren: ‘Weer “herenbezoek” gehad. Kwamen voor lakens en linnengoed. Hebben huis nog nooit zo doorzocht, overal, overal. Lakens en dergelijke hadden ze nodig voor “Schneehemden” zeiden ze.’

In de binnenstad waren nog maar enkele bakkerijen in bedrijf. Ook de Duitsers haalden daar gerstebrood, dat smaakte namelijk veel beter dan hun eigen brood. Deze Duitsers hadden geen problemen met de Nederlanders.
De kleine elektriciteitscentrale vlak bij de Roerbrug was dag en nacht in bedrijf. Deze centrale maakte nogal wat lawaai. Toch werd de centrale niet door de Britten beschoten. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat de burgerbevolking afhankelijk was van deze centrale.

Roermond lag al sinds enkele weken onder vuur. Granaten vielen met de regelmaat van een klok in de stad. De hoeveelheid artillerievuur nam echter toe. De spanning liep op.

Ook in januari werden enkele burgers geëxecuteerd. Baron van Lamsweerde was directeur van de Rotterdamsche Bank in Roermond. Op 20 januari moest hij geld naar Maasbracht brengen om schippers uit te betalen. Het geld moest naar het bijkantoor van de bank in Maasbracht. Zij werden door enkele Fallschirmjäger opgepakt. Baron van Lamsweerde en mr. Van den Boorn werden naar majoor Matthaeas gebracht. De Bataillons-Gefechtsstand bevond zich toen in het huis van de molenaar aan het beekje in Linne. Josef Streuff was luitenant bij Fallschirmjäger-Regiment 24. Streuff moest beide verdachten fouilleren. Het geld werd naar het regiment gestuurd. Majoor Matthaeas deelde hen mede dat zij zouden worden doodgeschoten. Zij werden weggevoerd en geëxecuteerd.

Art 19 Luchtfoto Hattem en gehucht Aan de Rijksweg.jpg

De staf van het bataljon van majoor Matthaeas was gevestigd in kasteel Hattem. Omstreeks 25 januari werden Joseph Schalley uit Linne en Jacques Kuypers uit Roermond opgepakt en gefusilleerd, waarschijnlijk in de buurt van het kasteel.

Eind januari waren beide bruggen over de Roer vernield. De spoorbrug bij de Kapellerlaan werd op 18 januari door de Duitsers opgeblazen. De Michielsbrug was voorzien van een explosieve lading. Op 24 januari trof een artilleriegranaat de brug waarop de explosieve lading ontplofte en de brug onbedoeld vernielde.

Vanaf begin december waren door de hele stad versperringen aangebracht. Opgebouwd uit stukken rails en prikkeldraad. De stukken rails waren in een betonnen gat gestoken. Tevens werden er diverse mijnen tussen gelegd. De versperringen werden nu gesloten.