Joden in Roermond rond 1900

In de negentiende eeuw kwamen in Roermond enkele joodse families wonen. Ze hielden hun religieuze bijeenkomsten in een pand aan de Zwartbroekstraat, dat na een tijdje te klein werd. Daarom kochten ze van Johannes Cuypers (vader van de bekende architect Pierre Cuypers) een dubbel huis aan de Hamstraat. In de tuin daarachter lieten ze in 1853 een nieuwe synagoge bouwen: een eenvoudig, sober gebouwtje. Op hetzelfde achterterrein werd ook een klein schoollokaal ingericht. Het dubbele huis aan de Hamstraat werd in 1897 verbouwd tot twee moderne winkelpanden. Tussen de twee winkels gaf een poortje toegang tot de synagoge en het schooltje. De gevel werd boven dit poortje versierd met een davidster en een afbeelding van de Tien Geboden onder een kroon, geplaatst in een Griekse tempel. De Hebreeuwse tekst direct boven het poortje betekent: ‘Open de deuren der gerechtigheid voor mij, ik wil binnengaan en de Heer loven.’ (Psalm 118:19)
In 1913 werd het 60-jarig bestaan van de synagoge gevierd. Er werden groepsfoto’s gemaakt van het synagogebestuur, de leerlingen van het schooltje en het bestuur van de vrouwenvereniging Bidgei Koudesch. De centrale figuur in joods Roermond was toen godsdienstleraar en voorzanger Hartog Mozes Trompetter. Op twee van de foto’s is hij prominent te zien. Ook het 75-jarig jubileum in 1928 werd feestelijk gevierd.
Er bestond een zeker antisemitisme, maar de Roermondse joden waren redelijk geïntegreerd in de Roermondse samenleving. Ze spraken dialect en waren actief in comités en verenigingen – dat wil zeggen: in niet-katholieke verenigingen, zoals hockeyclub Concordia, de Koninklijke Harmonie en enkele herensociëteiten. Ze bezochten openbare scholen en als ze naar het ziekenhuis moesten, kozen ze voor het protestantse ziekenhuisje aan de Frans Douvenstraat.

Gevelsteen afkomstig van de oude synagoge
Gevelsteen met de Tien Geboden in het Hebreeuws, afkomstig van de oude synagoge. De steen is nu ingemetseld op de binnenplaats voor de nieuwe synagoge. Foto: Chris Booms, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De Shoah

Dat veranderde allemaal toen in Duitsland de nazi’s aan de macht kwamen. In de jaren dertig kreeg de grensplaats Roermond een grote toestroom aan Joodse vluchtelingen te verwerken. De meesten reisden verder, sommigen bleven, vooral mensen die al familie in Roermond hadden. Het ledenaantal van de joodse gemeente groeide van 55 naar zo’n 120 personen. Tijdens de bezetting isoleerden de nazi’s de Joden stap voor stap. Joden mochten al gauw van alles niet meer: voor de overheid werken, naar school gaan, in openbare gelegenheden komen… In 1942 werden het dragen van de Jodenster en de registratie als Jood verplicht. Datzelfde jaar werd de tweede eerste groepen Roermondse Joden gedeporteerd naar Westerbork en van daar naar Auschwitz. De achterblijvers moesten verhuizen naar een klein aantal woningen, zodat de Duitsers hen beter in de gaten konden houden. De laatste deportatie volgde op 9 april 1943, via Vught; nu moesten ook bejaarden, zieken en mensen van gemengd-Joodse afkomst mee. Maar een handjevol zou de kampen overleven.

Na de oorlog

De synagoge was bij een bombardement vernield en werd in 1953-1954 vervangen door een nieuw gebouw met 50 zitplaatsen. Dat was meer dan voldoende, want na de oorlog telde de joodse gemeente nog maar 24 leden. Door verhuizingen liep dat aantal nog verder terug, zodat de gemeente in 1986 moest worden opgeheven. Het gebouw wordt tegenwoordig beheerd door de Stichting Rura en is ’s zomers op zaterdagen open voor publiek.

blik in de Roermondse synagoge
Blik in de gang van de nieuwe synagoge, gebouwd in 1953-1954. Foto: Obie Oberholzer, X-CAGO.

Op de binnenplaats is een monument voor de Roermondse Shoah-slachtoffers geplaatst. De herinnering aan hen wordt ook levend gehouden door de Stolpersteine die in de stad zijn aangebracht bij hun laatste adressen. Op de website www.stolpersteineroermond.nl kunt u het verhaal van hun leven en hun levenseinde nalezen.

Grote foto: Gevelversiering boven de toegang naar de synagoge met de Tien Geboden in het Hebreeuws uit 1897. Foto: Jan Straus.