Door John Vaessen

Vanaf 1 september 1944 tot 1 maart 1945 was Roermond en omgeving frontgebied. In de vroege ochtend van 1 september vlogen er geallieerde vliegtuigen over Roermond die door het Duitse afweergeschut onder vuur genomen werden. Daarbij werd ook een luchtaanval uitgevoerd op een Duitse munitietrein met 36 wagons die onderweg was van Vlodrop naar Roermond en ter hoogte van Kitskensberg explodeerde. Van deze munitietrein werden de locomotief en ongeveer twintig wagons door brand vernield. Tot laat in de avond waren de zware explosies bij de trein tot in Roermond te horen. De omgeving van de verongelukte trein aan weerszijden van de spoorlijn bleek vol te liggen met niet ontplofte granaten die, op bevel van de Duitse bezetter, de volgende dag opgeruimd moesten worden. Helaas is men daarbij niet zorgvuldig te werk gegaan, zodat ná de bevrijding van Roermond er nog niet onschadelijk gemaakt oorlogstuig kon ontploffen met doden en gewonden als gevolg.

Achtergebleven intact oorlogstuig

Op 1 maart 1945, de dag dat Roermond bevrijd werd, raakte de destijds 28-jarige Mathieu Fonteijn zwaar gewond toen hij in de Pollartstraat op een aanwezige landmijn stapte die explodeerde. Hij overleed aan de gevolgen hiervan in het Laurentiusziekenhuis. Eveneens in het Roermondse ziekenhuis overleed op 18 juli 1945 de 15-jarige Jo Koenen nadat een projectiel, mogelijk overgebleven van de geëxplodeerde munitietrein in buurtschap Heide, in zijn handen ontplofte. Beide slachtoffers hebben hun laatste rustplaats op het Oude Kerkhof te Roermond. Schokkend was het voorval waarbij twee jongens van 11 en 13 jaar op 14 augustus 1945 te Maalbroek gedood werden tijdens het spelen met achtergebleven granaten. Bovendien verloren op 7 oktober 1945 negen jongens in de leeftijd van 8 tot 14 jaar van de Spik het leven toen ze trachtten een volgens hen onschadelijke, maar naar bleek nog intacte antitankmijn van nog aanwezige springstof te ontdoen. Ter nagedachtenis aan deze elf omgekomen jongens werd op 10 oktober 2015 op de Spik een monument onthuld. Ruim vier jaar ná het einde van de Tweede Wereldoorlog zouden er in Roermond nóg twee slachtoffers ten gevolge van een landmijnontploffing te betreuren zijn.

Barend Uiterwijk

Barend  Uiterwijk.jpgBarend Uiterwijk werd op 15 december 1895 geboren te Den Haag en was sinds 17 mei 1920 in dienst als gemeentearbeider in de functie van tuinman. Hij was getrouwd met de uit Roermond afkomstige Christina Sommer (1895-1956). Het echtpaar, dat woonachtig was aan de Roerderweg in Herten, toentertijd Roer 9c, kreeg zeven kinderen, waarvan ten tijde van de explosie er nog drie thuis woonden. Op 19 september 1949 begaf Uiterwijk zich samen met zijn 24-jarige collega Philip Coenen naar de Minderbroederssingel ongeveer ter hoogte van de plaats waar destijds de verffabriek van Dr. Hilgers gelegen was, nu medisch centrum Aan de Singel in de voormalige Heilige Geestkerk. Hun opdracht was het herstellen van het aldaar aanwezige verzakte gazon in de middenberm. Het was bekend dat in de winter van 1944 op deze locatie een tankversperring met mijnen gelegen had, die na de oorlog opgeruimd zouden zijn. Toen Barend Uiterwijk omstreeks 13.30 uur ter plekke het grasveld trachtte te egaliseren met een zodenklopper, heeft een achtergebleven landmijn de vereiste druk gekregen om te ontploffen. De gevolgen waren rampzalig. Door de hevige explosie werd Barend Uiterwijk zwaar verminkt aan hoofd en borst. Lichaamsdelen, waaronder een afgerukte arm, werden op het dak van de nabijgelegen verffabriek teruggevonden. Bij later onderzoek bleek dat de mijn vrij diep gezeten had, met het gevolg dat er meer verticale dan horizontale werking ontstaan was, waardoor in de onmiddellijke omgeving van de rampplek geen noemenswaardige schade werd aangericht. Barend Uiterwijk, die als het ware bovenop de mijn stond, werd onmiddellijk gedood. Zijn collega Philip Coenen, die aan de Koningin Regentesselaan woonde, overleed enkele maanden later alsnog aan de opgelopen verwondingen.

Stilte

Schoolgaande kinderen uit de buurt hadden kort vóór de explosie nog enige tijd naar de werkzaamheden van de gemeentewerkers staan te kijken. Net op tijd zijn ze doorgelopen en zodoende aan een groot gevaar ontsnapt. De enorme knal leidde ertoe dat veel buurtbewoners zich naar de plaats des onheils spoedden. Volgens getuigen viel het op dat ondanks de aanwezigheid van tientallen belangstellenden het ter plekke doodstil was. Ook toen de politie arriveerde en de omgeving afzette, gebeurde dit in alle stilte, evenals het vervoer van het stoffelijk overschot per ziekenauto naar het ziekenhuis. De verslagenheid was groot. Ruim vier jaar na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog eiste de oorlog nog slachtoffers ten gevolge van niet opgeruimd oorlogstuig. Barend Uiterwijk werd op 22 september 1949 ter aarde besteld op het Nederlands Hervormde gedeelte van het Oude Kerkhof. Het van een wit houten kruis voorziene graf is beschikbaar gesteld door de gemeente Roermond. Het wordt nog steeds jaarlijks door medewerkers van de gemeente beplant en onderhouden als eerbetoon aan hun zo tragisch om het leven gekomen collega. In 1956 is zijn echtgenote er eveneens begraven. De laatste rustplaats van de later eveneens ten gevolge van de ontploffing omgekomen collega Philip Coenen bevindt zich op het rooms-katholieke deel van de begraafplaats.

Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019); Ruud Kerstens, Vergeten tragedies. Alsnog een monument voor de oorlogskinderen van Spik en Maalbroek (Roermond 2015); Theo Beckers, ‘De vergeten kinderen van de Spik en Maalbroek: twee munitiedrama’s uit 1945’, Spiegel van Roermond 2015.