Geboren

28 januari 1878 Gelsenkirchen (D)

Gedeporteerd

  • 15 februari 1943 naar Dossinkazerne, Mechelen (B)
  • 19 april 1943 van Dossinkazerne naar Auschwitz
  • 30 juli 1943 van Auschwitz naar Natzweiler-Struthof (F)

Vermoord

13 augustus 1943 Natzweiler-Struthof

Adres

Schoenmakersstraat 5, Roermond

Familie

Weduwe van Hermann Passmann, moeder van Kurt en Ilse Passmann

Jeanette Vogelsang verhuisde in 1911 met haar echtgenoot Hermann Passmann (*1869) vanuit hun woonplaats Issum bij Geldern (D) naar Krefeld (D), waar Hermann met zijn broer Oskar een bedrijf in onroerend goed had. In juli 1934 emigreerde het echtpaar met hun zoon Kurt (*1909) naar Roermond. Aan de Schoenmakersstraat 5 exploiteerden zij een winkel in elektrische apparaten. Dochter Ilse (*1911) was inmiddels getrouwd en woonde in Keulen. Toen Hermann Passmann in 1935 overleed, zette Jeanette de winkel voort. Aan het begin van de oorlog lukte het de beide kinderen naar de Verenigde Staten en Canada te vluchten. In februari 1943 probeerde Jeanette met behulp van een Schlepper (mensensmokkelaar) tegen een vergoeding van 10.000 gulden naar Zwitserland uit te wijken. Ze werd echter verraden en gevangengezet in de Dossinkazerne te Mechelen (B), het Belgische Westerbork. Van daar uit werd ze op transport gesteld naar Auschwitz, vanwaar ze na ruim drie maanden opnieuw getransporteerd werd, nu naar het kamp Natzweiler-Struthof in de Franse Elzas. Vermoedelijk vanwege haar Joodse voorkomen was zij één van de 86 Joodse vrouwen en mannen die naar dit Nacht und Nebel-kamp werden overgebracht omdat de Duitsers in het universitair anatomisch instituut in Straatsburg een museum wilden oprichten, waar na de oorlog hun skeletten ter herinnering aan het dan inmiddels uitgeroeide ‘Jodenras’ tentoongesteld zouden worden. Begin augustus 1943 werden de daarvoor in aanmerking komende Joden, onder wie Jeanette Passmann-Vogelsang, vergast in een voor dat doel omgebouwde voorraadschuur van Hotel Struthof. Hun stoffelijke overschotten werden na preparatie opgeslagen in de kelders van het instituut. Kort voor de Duitse overgave op 23 november 1944 werden de lichamen, ter vernietiging van bewijsmateriaal, onherkenbaar verminkt en in een massagraf gedumpt. In 2003 heeft de Duitse journalist Hans-Joachim Lang (*1956) aan de hand van een formulier in het Holocaustmuseum te Washington alle 86 personen weten te identificeren. In dit document waren de op de linker onderarm van de slachtoffers vermelde nummers gekoppeld aan hun uiterlijke kenmerken. Een Franse burgermedewerker van het anatomisch instituut had deze gegevens destijds zorgvuldig opgetekend. Het massagraf heeft men weten te traceren en de stoffelijke resten zijn met joods eerbetoon opnieuw begraven in een van een monument voorzien graf op de joodse begraafplaats Straatsburg-Cronenburg.

Henriëtte Passmann-Vogelsang
Henriëtte (Jeanette) Passmann-Vogelsang (1878-1943), echtgenote van Hermann Passmann.
Gaskamer bij hotel Struthof, Natzweiler (F)
Tot gaskamer omgebouwde voorraadschuur van hotel Struthof nabij concentratiekamp Natzweiler in de Franse Elzas, waar Henriëtte (Jeanette) Passmann-Vogelsang vermoord werd.
Monument begraafplaats Straatsburg-Croenenbourg
Monument op begraafplaats te Straatsburg-Cronenbourg dat herinnert aan de 86 slachtoffers, onder wie Henriëtte (Jeanette) Passmann-Vogelsang, die vergast zijn in het Nacht und Nebel-concentratiekamp Natzweiler.

Links

Literatuur

  • Hans-Joachim Lang, Die Namen der Nummern. Wie es gelang, die 86 Opfer eines NS-Verbrechens zu identifizieren (Hamburg 2004)
  • Hein van der Bruggen, ‘De ondergang van joods Roermond 1940-1945’, Spiegel van Roermond 14 (2006), p. 20-51
  • John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ te Roermond (Roermond 2019), p. 291-293
  • Hein van der Bruggen, Aspecten van Joods Leven in Roermond en Midden-Limburg 1275-2018 (Hilversum 2021), p. 228, 257-258, 277