Door John Vaessen

Op 14 juli was het 80 jaar geleden dat Cornelia Hubertina Doff in 1942 te Brussel overleed. Over Neel Doff, voornamelijk bekend als de geestelijk moeder van ‘Keetje Tippel’ uit de gelijknamige film, is veel geschreven. Verschillende publicaties zijn gewijd aan haar opvallende levensloop. De door filmmaker Paul Verhoeven in 1975 geregisseerde productie toont met name de trieste jaren waarin zij in de prostitutie verzeild raakte. De vertolkster van het levenslied de Zangeres Zonder Naam’ bezong haar jonge leven, dat gekenmerkt werd door armoede en vertwijfeling. Neel Doff werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw een begrip in Nederland. Hoewel in Buggenum geboren, blijken haar voorouders van moeders kant in Roermond te hebben gewoond en gewerkt.

Voorouders

De overgrootouders van Cornelia (Neel), het zeer katholieke notarisechtpaar Paques-Piëtte, waren afkomstig uit de Luikse voorstad Herstal. Tijdens de Franse overheersing raakten ze hun bezittingen kwijt. Ze leidden een zwervend bestaan en vestigden zich rond 1780 uiteindelijk in Roermond. Het echtpaar kreeg meerdere kinderen, onder wie Elisabeth Paques (1783-1843). Zij was spinster of breister van beroep en woonde in de Veldstraat. Uit een relatie van haar met een onbekende man werden verschillende kinderen geboren, onder wie Jacoba (*1817) en Catharina (*1828), die Cato genoemd werd. Toen Cato 15 jaar oud was overleed haar moeder Elisabeth en trok Cato in bij haar oudere zus Jacoba aan de Nielderpoort 716. De kantwerkster Cato ontmoette vervolgens de als soldaat in Roermond gelegerde, uit het Groningse Loppersum afkomstige Jan Doff en trad met hem op 27 januari 1854 te Emmen in het huwelijk. Aan de Werfstraat 131 in Roermond werd hun eerste kind Sophie (1855-1940) geboren. Een jaar later vertrok het gezin Doff naar Buggenum, waar Jan Doff veldwachter werd. Hier kwam in 1858 hun derde van de uiteindelijk negen kinderen, Cornelia of Neel Doff, ter wereld. Haar oom en tante Antoine Paques en zijn vrouw Cornelia, destijds woonachtig in Roermond, waren de peetouders van Neel. Mede door het drankmisbruik van vader Jan verviel het gezin meer en meer in armoede en kon het financieel het hoofd niet meer boven water houden. Om te ontsnappen aan de erbarmelijke leefomstandigheden volgde een reeks verhuizingen naar diverse steden in Nederland en België, onder meer naar Amsterdam en later naar  Antwerpen en Brussel. Om nog enigszins financieel rond te komen zette moeder Cato haar jonge dochters Sophie en Neel aan tot prostitutie teneinde hun broers en zussen van voedsel te kunnen voorzien. Met Neel Doff zou het uiteindelijk echter goed komen. In Brussel verkeerde zij in betere kringen; van haar eerste echtgenoot erfde ze bij zijn overlijden een aanzienlijk vermogen. Het was in deze periode dat zij haar herinneringen aan de armoedige tijd die zij had meegemaakt opschreef en haar eerste boek in het Frans publiceerde met als Nederlandse titel Dagen van honger en ellende. Dit boek lag onder meer ten grondslag aan het verhaal voor de film.

Keetje Tippel poster

Vele publicaties in de Franse taal zouden nog volgen, waardoor Neel Doff uitgroeide tot een veel geprezen schrijfster. Wederom weduwe geworden overleed ze in 1942 kinderloos in haar villa te Brussel-Elsene.

‘Kermisadel’

De reeds genoemde Jacoba Paques, Neels tante, trad in het huwelijk met de Roermondse binnenschipper Willem Carel Benner (1818-1891). Zijn zoon Karel Benner zou de stamvader worden van een roemrijk kermisgeslacht, waarvan de kinderen zouden trouwen met nakomelingen van andere kermisreizigers en faam zouden vergaren met het exploiteren van diverse kermisattracties, zoals carrousels en achtbanen. Zij zouden deel uit maken van de zogenaamde Roermondse ‘kermisadel’, waartoe eveneens onder andere de families Xhaflaire, Wolfs, Nizet, Vincken, Van Bergen en Kunkels behoorden. Jacoba Paques heeft haar laatste rustplaats in de familiegrafkelder op het Oude Kerkhof in Roermond. Een ander familielid van Neel Doff, te weten Jean Joseph Paques (1887-1953), gehuwd met de in Nunhem geboren Johanna Coenen (1877-1961), vestigde zich vanuit Brussel als bontwerker in Roermond. Zijn zaak in ‘vellen en pelterijen Maison Paques’ bevond zich vanaf 1936 op het adres Neerstraat 15. Hun in 1907 in Brussel geboren dochter Madeleine Paques is op 17-jarige leeftijd eveneens begraven op het Oude Kerkhof.

Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019)
Foto: Stichting Nederlands Literatuurmuseum, Den Haag; affiche: www.filmladder.nl.