Door John Vaessen

De in Nederweert geboren Gerardus Hubertus Weekers (1873-1935) was een zoon van Renier Weekers en Hubertina Sampers. Na het overlijden van zijn vader verhuisde Gerard Weekers met zijn moeder en zus naar Voorstad St. Jacob in Roermond en van daaruit naar Posterholt. Na eerst als timmermansgezel aan het werk geweest te zijn sloeg hij een totaal andere weg in vanwege zijn ambitie zich op medisch gebied te willen begeven. Hij zou onder meer in Berlijn, Halle en Leipzig natuurgeneeskunde gestudeerd hebben. Na in Maagdenburg kort als homeopaat een praktijk te hebben gehad, vestigde hij zich in 1902 als zodanig in Haaren (D), net over de grens bij Posterholt.

15 weekers advertentie.jpgRond Roermond en in het Duitse grensgebied was het destijds slecht gesteld met medische voorzieningen. In Roermond zelf waren weliswaar zes huisartsen actief, maar in de Roerstreek bijvoorbeeld was het moeilijk een arts te consulteren. Men was al gauw overgeleverd aan kwakzalvers die er hun financieel voordeel uit haalden. Zo’n kwakzalver was ‘dokter’ Weekers, die zichzelf natuurheelkundige noemde. Al snel bleek dat hij onbevoegd de geneeskunst uitoefende, waardoor hij Duitsland uit werd gezet. Hij bleef echter op Duits grondgebied komen, werd daarvoor gearresteerd en dientengevolge opgesloten in de gevangenis te Heinsberg, van waaruit hij wist te ontsnappen. In het Midden-Limburgse Echterheide zette hij nadien op de locatie die nu als ‘Waldeslust’ bekend staat zijn praktijken voort.
In 1903 werd hij wederom gearresteerd nu, ‘verdacht van niet nader te noemen handelingen met een in staat van bewusteloosheid verkeerende vrouw’. In Arnhem werd hij hiervoor tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na zijn vrijlating vestigde Weekers zich in 1912 aan het Buitenop in Roermond en bouwde hij in snel tempo weer een omvangrijk strafblad op. Ruim vijftig maal werd hem onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst ten laste gelegd. In 1917 werd hij wegens antimilitaristische en opruiende uitlatingen uit Roermond verbannen en verhuisde hij naar Den Haag, alwaar hij in 1919 in het huwelijk trad met zijn huishoudster Agnes le Comte. Uit de huwelijksakte bleek dat hij eerder getrouwd geweest was met ene Anna Schmidt. In deze periode maakte hij zich schuldig aan het plegen van abortus en souteneurschap, waardoor hij twee jaar celstraf in de Scheveningse strafgevangenis moest uitzitten. Zijn echtgenote had hem inmiddels verlaten en Weekers vestigde zich vervolgens in 1924 aan de Kapellerlaan in Roermond, alwaar hij zijn kwakzalverspraktijken onverdroten voortzette.
Na nog hier betrokken geweest te zijn bij een schietpartij en financiële zwendel kreeg hij politieke aspiraties en sloot hij zich aan bij de vrijdenkersvereniging De Dageraad. Aan zijn criminele carrière bleek echter geen einde te komen. In 1930 werd hij wederom van kwakzalverij beschuldigd en maakte hij zich in Düsseldorf schuldig aan vrouwenhandel, waarvoor hij uiteindelijk tot zes maanden celstraf veroordeeld werd. Ruim twintig jaar na zijn overlijden in 1935 in het Roermondse Laurentiusziekenhuis omschreef de bekende priester/schrijver Jacques Schreurs (1893-1966) Gerard Weekers als een ‘sinister’ persoon, waarschijnlijk vanwege zijn schimpscheuten op de katholieke kerk of omdat hij vrijdenker was. Van het criminele verleden van Weekers heeft Jacques Schreurs waarschijnlijk geen weet gehad.

15 Gerardus Weekers overlijdensadvertentie.jpgGerard Weekers werd begraven vanuit de Roermondse kathedraal en te ruste gelegd op het Oude Kerkhof. Opvallend is dat op zijn grafsteen te lezen is dat hij de weduwnaar van Anna Schmidt genoemd wordt, terwijl hij van haar gescheiden was, en niet van Agnes le Comte, waarmee hij op 15 oktober 1919 in het huwelijk was getreden. Mogelijk dat Gerard Weekers per testament heeft laten vastleggen dat zijn begrafenis vanuit de kathedraal moest plaatsvinden en dat zijn graf (oh ironie, pal gelegen tegenover de plaats waar twee jaar later zijn tijdgenoot huisarts Laurent Stijns (1874-1937) begraven zou worden), voorzien moest worden van een steen waarop vermeld staat dat ‘hij hier rust in vrede met God’. Zou daaruit opgemaakt kunnen worden dat hij het met Onze Lieve Heer ná zijn dood op een akkoordje had willen gooien om hem zijn losbandig en zondig leven te willen vergeven? Men zal het nooit te weten komen, maar de kans daarop lijkt nihil. 

Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019) en Ted Jongerius, De ‘sinistere Dr. Weekers’, een criminele kwakzalver in de Roerstreek, Jaarboek Roerstreek 41 (2009)