Door John Vaessen

Het is aan haar neef en executeur-testamentair, jonkheer Christoffel Petit d’Oudenborgh, te danken dat de wens van freule Louisa de Pollart om het grootste deel van haar vermogen ná haar overlijden aan een nog op te richten stichting te schenken, vervuld werd. Hierdoor is het Louisahuis of Rooms Catholijck Godshuis (RCG) in Roermond tot stand gekomen.

Maria Louisa Charlotte Hubertina de Pollart (1810-1850) was de oudste dochter uit het tweede huwelijk van Jean de Pollart (1755-1838) en Mechtildis Emonts (1781-1816). Eén week ná de dood van zijn echtgenote werd Jean de Pollart, die behalve lid van de Provinciale Staten van Limburg van 1824 tot 1828 ook burgemeester van Roermond was, bij Koninklijk Besluit benoemd in de Ridderschap van Limburg. Louisa de Pollart werd geboren aan de huidige Paredisstraat 15. Haar in 1811 geboren jongere zus Maria Agnes Raphaël Antonia Constantina Hubertina de Pollart overleed in 1838. Beide zussen bleven ongehuwd en met het overlijden van Louisa de Pollart in 1850 stierf de familietak uit. Op de liggende tegel op haar enkele jaren geleden herontdekt graf op het Oude Kerkhof is te lezen:
Hier ligt begraven jonkvrouw Maria Louisa Charlotte Hubertina Pollart
20 april 1810-15 december 1850
Haar dankt Roermond de Louisastichting

Louisa bepaalde bij testament dat haar vermogen – ongeveer 250.000 gulden, meerdere boerderijen en landerijen – aangewend moest worden ten bate van een op te richten stichting voor verzorging van wezen, ouden van dagen en zieken. Zij belastte haar neef jonkheer Christoffel Petit d’Oudenborgh (1781-1860), gehuwd met baronesse Elisabeth von Locquenghien, met de uitvoering daarvan. Christoffel Petit d’Oudenborgh was een zoon van haar tante Allegonda de Pollart (1750-1814) en diens echtgenoot Petrus Philippus Patricius Petit (1748-1827), die destijds aan de Steenweg woonden. Alvorens tot de uitvoering ervan te kunnen overgaan werd het testament echter aangevochten door de familie Emonts van Louisa’s overleden moeder. Omdat de Nederlandse provincie Limburg, met uitzondering van Maastricht en Venlo, als hertogdom Limburg destijds lid van de Duitse Bond was, werd het jarenlang durende proces dit betreffende gevoerd voor het Hooggerechtshof te Berlijn. In hoofdzaak voerden de bestrijders aan, dat noch aan een rechtspersoon, noch een natuurlijk persoon die nog niet bestond bij testament iets nagelaten kon worden. De rechtspersoon bestond inderdaad nog niet want bij testament was bepaald dat de stichting nog in het leven geroepen moest worden. Jonkheer Petit d’Oudenborgh werd echter in het gelijk gesteld, waarna hij, conform de laatste wens van Louisa de Pollart, kon overgaan tot oprichting van de Stichting Jonkvrouwe Maria Louisa de Pollart – Jonkheer C. Petit d’Oudenborgh. De familie Emonts moest met slechts een klein gedeelte van de erfenis genoegen nemen.
In 1858, acht jaar na het overlijden van Louisa de Pollart, kon uiteindelijk in het Prinsenhof, de voormalige residentie van de stadhouder van het Overkwartier van Gelre aan het Munsterplein, vanaf 1741 in gebruik als Hospitael-Generael, het naar haar vernoemde Louisahuis opgericht worden, gewijd aan de opvang en verzorging van zieken, armen, wezen en bejaarden. Tot 1931 waren de Zusters van Liefde er verantwoordelijk voor de zorg, vervolgens de Kleine Zusters van Sint Joseph.
In 1931 werd in Roermond het Laurentiusziekenhuis in gebruik genomen en kwam er een einde aan de ziekenhuisactiviteiten van het Godshuis. Onder de naam Louisapension of Louisapaviljoen kreeg het gebouw vervolgens een functie als bejaardenhuis. Tegenwoordig doet het dienst als verpleeg- en verzorgingshuis onder de naam Proteion Zorgcentrum RCG.

Niet alleen jonkvrouw Louisa de Pollart, maar ook jonkheer Christoffel Petit d’Oudenborgh heeft zijn laatste rustplaats op het Oude Kerkhof gekregen. Samen met zijn zussen Johanna en Cornelia Petit is hij bijgezet in één van de eerste vervaardigde grafkelders op de begraafplaats, waarvan bovengronds heden ten dage niets meer te zien is. De portretten van Louisa de Pollart en Christoffel Petit d’Oudenborgh, geschilderd door Henri Linssen (1805-1869), zijn aanwezig in de Regentenkamer van het Prinsenhof.

Ontleend aan: John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019)
Foto’s portretten: Gemeentarchief Roermond