Door John Vaessen in samenwerking met Brigitte Weusten

Jan Knipping, zoals hij als katholiek jongetje genoemd werd, werd op 15 augustus 1899 te Roermond geboren. Zijn ouders Arnold Knipping, koopman in manufacturen, en zijn uit Venray afkomstige moeder Cisca Sassen woonden aan de Kapellerlaan 15 (huidig nummer). Het welgestelde gezin bestond naast Jan uit dochter Annette. Van de drie zonen uit het eerste huwelijk van Arnold Knipping woonde alleen Jules, de jongste, nog af en toe thuis. John Baptist, zoals hij officieel heette en zoals hij zich later ook zou noemen, volgde in Roermond het gymnasium aan het Bisschoppelijk College. Na een jaar theologie en filosofie aan de universiteit in Fribourg, Zwitserland, trad hij in 1920 in bij de franciscanen in Alverna. Hij nam de kloosternaam Bonfilius aan. Aanvankelijk zou hij ook onder die naam publiceren.

Knippings geboortehuis, Kapellerlaan 15
Geboortehuis John Knipping, Kapellerlaan 15, Roermond.

De familietraditie volgend koos John Baptist Knipping, evenals enkele tantes en neven, voor een religieus leven. Die keuze had hij echter gemaakt onder druk van zijn moeder. In 1927 werd hij tot priester gewijd. Na een kort leraarschap in Sittard stelde de orde hem in de gelegenheid kunstgeschiedenis te studeren, aanvankelijk te Utrecht, vervolgens in Nijmegen. In Nijmegen trok hij in in het studiehuis van de franciscanen in de Vermeerstraat. Na zijn afstuderen in november 1934 begon hij onder leiding van hoogleraar kunstgeschiedenis Gerard Brom aan een promotieonderzoek. In 1939 promoveerde hij cum laude op het proefschrift De Iconografie van de Contra-Reformatie in de Nederlanden.
De bezettingsjaren grepen diep in op het persoonlijk leven van Knipping. Beschuldigd van het vervalsen van documenten waarmee hij Joden geholpen zou hebben, zat hij in 1943 ruim zeven maanden gevangen in Arnhem en Utrecht. Hij had katholieke ouders die hij kende weten te bewegen een verklaring af te geven dat een kind, dat als Joods geregistreerd stond, een onwettig kind van hen was.
Toen Nijmegen in september 1944 frontstad werd, zochten zo’n 150 mensen uit de buurt van het franciscanenklooster een veilig heenkomen in de kloosterkelders. Met tomeloze energie en creativiteit ontpopte Knipping zich als leidsman en animator van de schuilkelderbewoners.

Loopbaan

Van 1940 tot aan zijn uittreden in 1959 was Knipping als privaatdocent verbonden aan de studierichting kunstgeschiedenis in Nijmegen. In de jaren 1948-1954 was hij gelijktijdig assistent aan het Kunsthistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij was een boeiend en begenadigd docent en schrijver. Van zijn hand verschenen talloze publicaties.
Op verzoek van het Instituut voor Beeldende Kunsten Roermond verzorgde Knipping gedurende het winterseizoen 1948/1949 in zijn geboortestad een cursus over moderne kunst. In 1958 was hij medeoprichter van de Nederlandse Filmacademie.
Na zijn uittreden bij de franciscanen in 1959 verhuisde Knipping naar Amsterdam en trok hij in bij Ans Vermeer-Schuurmans, een weduwe die hij op een door hem georganiseerde kunstreis naar Rome had leren kennen. Later zou hij met haar trouwen. In Amsterdam doceerde John Knipping behalve aan de Filmacademie ook aan de avondopleiding voor tekenleraren, de Volksuniversiteit en het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (thans Rietveldacademie). Bij Ans, in wie hij een begripvolle partner vond, begon hij aan de bewerking van zijn proefschrift en het vervolgdeel voor een internationaal lezerspubliek. In 1967 vertrok hij naar de Verenigde Staten. Als visiting professor in Art gaf Knipping twee semesters colleges aan Florida State University in Tallahassee.

Echtpaar Knipping-Schuurmans kunstreis
John en Ans in 1960 tijdens reis naar Spanje.

Monumentaal familiegraf

Alom werd verwacht dat de toonaangevende kunsthistoricus J.B. Knipping in Nederland een leerstoel zou bemachtigen. Maar tot zijn grote teleurstelling kwam hij niet in aanmerking voor een hoogleraarschap aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. De bisschoppen konden zijn bohemienachtige levensstijl en de volgens hen al te vrije omgang van ‘pater Knipping’ met vrouwen niet waarderen. Die levensstijl, waar niemand grip op had, had te maken met zijn ziekte. Knipping was manisch-depressief. Hij werd geplaagd door sterke stemmingswisselingen: het ene moment visionair en creatief, rusteloos en vrolijk, het andere moment duister, ongeremd en verlamd door angst.
John Knipping stierf in het harnas. Gezeten aan zijn schrijftafel in zijn woning te Amsterdam werd hij getroffen door een hersenbloeding. Na weken in coma gelegen te hebben overleed hij op 15 januari 1973. John Baptist Knipping, de ‘vogel die zich niet liet kooien’, werd op 19 januari 1973 begraven in het monumentale familiegraf op het Oude Kerkhof in zijn geboortestad Roermond.

Grote foto: John B. Knipping en Ans Vermeer-Schuurmans in 1960 tijdens een internationale bijeenkomst in San Sebastian voor docenten en studenten van filmacademies.

Ontleend aan John Vaessen, ‘Dood, maar niet vergeten’. Graven en grafkelders op ‘den Aje Kirkhaof’ in Roermond (Roermond 2019), Brigitte Weusten, Over een vogel die zich niet liet kooien. Leven en werk van John Baptist Knipping (1899-1973) (Nijmegen 2013), incl. foto’s; Georges Linssen, ‘Album Promotorum Ruraemundensium deel 1’, Spiegel van Roermond 2013

omslag dissertatie Brigitte Weusten