Het Duitse afweergeschut nam de vliegtuigen onder vuur. De Geallieerde vliegtuigen beantwoordden dit door meteen het Duitse geschut onder vuur te nemen. Er werd ook een aanval uitgevoerd op een Duitse trein op de Melickerhei op de spoorlijn van Vlodrop naar Roermond. Zesendertig wagons boordevol met munitie. Twee Roermondenaren, Leo Kloor (leerling-machinist) en Jo Giesberts (remmer), moesten op last van de Duitsers deze trein van Dalheim naar Roermond brengen. De piloten hadden al snel door dat het hier om een munitietrein ging. Zij doken meerdere malen om de trein onder vuur te nemen totdat de hele trein in vuur en vlam stond. Beide Roermondenaren zochten snel een goed heenkomen.

De luchtaanvallen en gevechten werden nu ook voor Roermond werkelijkheid. De luchtbeschermingsdienst liet om 08.59 uur het luchtalarm loeien en om 09.56 uur klonk het signaal dat het weer veilig was. Tijdens de aanvallen durfde niemand naar buiten, het was gevaarlijk op straat. De meeste burgers gingen schuilen in de kelder. Enkele nieuwsgierige inwoners waren onderweg naar de plaats van de aanval. Op de Heidebaan en Keulsebaan werden zij door manschappen van de luchtbeschermingsdienst tegengehouden. Wachtmeester Stikkelman was op de plaats van het ongeluk en bleef daar ook totdat het gevaar geweken was. Enkele huizen in de buurt gingen in vlammen op.

De luchtbeschermingsdienst stelde een uitgebreid rapport op over de aanval: ‘Van de munitietrein is de locomotief vernield terwijl ongeveer twintig wagons met munitie door brand vernield zijn. De brandweer is uitgerukt maar kon het eerste uur geen bluswerk verrichten. Hiervoor was overleg gepleegd met de op het terrein aanwezige officier der Feldgendarmerie. Omstreeks 11.30 was het gevaar van de ontploffende munitie zodanig verminderd dat de brandweer langs een omweg de brandende woning van M. van Eck, Maalbroekerbaan 35 kon bereiken en met het bluswerk kon beginnen. De woningen van Smit, Heidebaan 28 en Smits, Maalbroekerbaan 36 lagen zo dicht bij de nog brandende trein dat deze woningen prijsgegeven moesten worden. Het terrein rondom de trein lag vol met niet ontplofte granaten. De gemeentepolitie kreeg opdracht om het omliggende terrein te bewaken.’

De hele dag luisterden de meeste burgers van Roermond alleen maar naar de ontploffingen bij die trein. Er lagen ook drie bommen in; toen die ontploften dreunde de grond heel zwaar. Het ontploffen van munitie ging door tot ongeveer 22.00 uur. Toen nam het af.

Art 01 Oproep.jpg

De niet ontplofte munitie van de in brand geschoten munitietrein moest worden opgeruimd. Er werden mensen aangewezen die bij de opruimingswerkzaamheden moesten helpen. Zij moesten zich op 2 september om 08.00 uur melden. Even na 08.00 uur belde de Ortskommandant met de commissaris van politie, Roselle. De Ortskommandant was kwaad omdat zich niemand gemeld had. Dat stond volgens hem gelijk aan dienstweigering en moest gestraft worden en wel meteen. Roselle informeerde hierop bij de Feldgendarmerie wat er gebeurd was en er bleek een vergissing begaan te zijn. De stationschef had de mensen die zich kwamen melden weer naar huis gestuurd. Roselle informeerde burgemeester Lensing hierover en liet de mensen opnieuw oproepen. De Feldgendarmerie moest een lijst bijhouden en doorgeven aan de Ortskommandant. De volgende dag om 08.00 uur werd eerst appel gehouden en werden de namen genoteerd en daarna werden de aanwezige mannen naar de Melickerhei gebracht. Zij moesten aan beide zijden van de spoorweg de niet ontplofte munitie opruimen.