Nu zijt wellekome

Toch valt ook over de geschiedenis van kerstliederen veel te vertellen. Van Nu zijt wellekome zingen katholieken en protestanten elk hun eigen versie. Het katholieke refrein luidt ‘Kyrieleis’, protestanten zingen ‘Ontferm u, Heer’ (zij belijden hun geloof in de volkstaal, niet in het Latijn of Grieks). Katholieken hebben een tweede couplet over ‘een Maged reine, die hoog moet zijn geacht’. Protestanten slaan dit over (want ze doen niet aan Mariaverering). Katholieken zingen over ‘d’heilige drie Koon’gen’. Protestanten maken daar ‘wijzen uit Oosten’ van (want zo heten ze in de Bijbel, die koningen zijn maar een katholiek verzinsel).

Er is een roos ontsprongen

Er is een roos ontsprongen is ook zo’n gouwe ouwe. Een Duits Marialied met als tweede couplet: Das Röslein, das ich meine / Davon Jesaja sagt / Ist Maria, die reine, enzovoorts. Tja, wéér Maria. De protestanten maakten hiervan: Die roos van ons verlangen / Dat uitverkoren zaad / Is door een maagd ontvangen, enzovoorts. Een handige accentverschuiving van Maria naar haar zoon Jezus. De atheïstische versie gaat zo: De witte vlokken zweven / Dooreen in veld en gaard / Terwijl zij ’t sneeuwkleed weven / De lijkwa’ voor deez’ aard. Nogal somber, niet iets voor een vrolijk kerstfeest. 

Wij komen tezamen

De tegenstelling katholiek-protestants kreeg soms een politiek tintje. Wij komen tezamen werd in 1743 geschreven door een katholiek die om zijn geloof Engeland was ontvlucht. Hij was aanhanger van de zoon van Jacobus II, de katholieke Engelse koning die door de protestantse Willem III van Oranje was afgezet. Zijn Latijnse tekst Adeste fideles zit vol politieke toespelingen. Het woord fideles kan worden vertaald als ‘gelovigen’, maar ook als ‘getrouwen’ (aan de zoon van Jacobus II). De oproep Komt laten wij aanbidden aan het eind betreft de rex angelorum. Dat betekent ‘de koning der engelen’ (God, Christus), maar ook ‘de koning der Engelsen’ (de rechtmatige koning dan, volgens de auteur).

O dennenboom

Tot slot O dennenboom, een verhaal met een stukje Roermondse geschiedenis. In 1819, de tijd van de Romantiek, bewerkte August Zarnack een oud volksliedje tot het liefdeslied O Tannenbaum. Een verlaten geliefde zingt tot een dennenboom, die zomer en winter groen blijft en dus een symbool is van betrouwbaarheid, anders dan – helaas! – zijn ex. Zarnacks eerste couplet is zoals wij het kennen. Maar het tweede couplet luidde: O Mägdelein, o Mägdelein, wie falsch ist dein Gemüte. Een paar jaar later schreef Ernst Anschütz bij het eerste couplet nieuwe vervolgcoupletten, waardoor het lied een kerstlied werd.
Eén van de twee versies raakte snel bekend in Roermond, want in 1865 gebruikte Emile Seipgens de melodie in zijn komische dialectopera Schinderhannes. De hoofdpersoon is bang voor de duivel die zijn ziel komt halen. Zijn schoonvader zingt hem dan toe: Waat höb-se, jóng, in diene kop? Kom leever ins mit klinke! (Wat zit je te piekeren, joh? Kom, we drinken er nog één!)

Vrolijk kerstfeest!

Grote foto: Koninklijke Zang- en Muziekvereniging Roermond / Johan Vermeij.