Het Gemeentearchief Roermond bezit twee fotokopieën van een oude, slordig getekende plattegrond van Roermond. Gebouw E op de kaart is volgens de legenda de ‘bisschopskapel waar het eskadron zijn parochie had’ en gebouw K het ‘huis van de eletto’. En er is ook een gebouw L: ‘het huis van mijn gevangenschap’. Welk verhaal zit hierachter?
Na wat speurwerk bleek dat de kopieën gemaakt zijn naar een gravure uit de oorlogsherinneringen van Charles-Alexandre de Croÿ, een hoge Zuid-Nederlandse edelman in dienst van het Spaanse leger. Zijn vader was lid van de Raad van State en als ‘chef van financien’ verantwoordelijk voor de uitbetaling van de soldij aan het leger tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In die oorlog had het protestantse noorden zich afgescheiden: de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het katholieke zuiden met onder meer Roermond stond nog onder gezag van de koning van Spanje.
Eindeloze muiterijen
Spanje kon de oorlog nauwelijks betalen, de staatskas was meestal leeg. Vooral vanaf 1599 leidde dat tot eindeloze muiterijen. Soldaten gingen in staking en plunderden het platteland leeg. Groepen muiters sloten zich aaneen tot een ‘eskadron’ van 3000 à 4000 man en ruim 1200 paarden. Ze wezen Fabio Pagano aan als hun aanvoerder, de ‘eletto’ (= ‘gekozene’). Deze was een briljant organisator, tacticus en onderhandelaar. Onder zijn leiding groeiden de muiters uit tot een machtsfactor van betekenis. In 1604 ondernamen ze een expeditie naar de hoofdstad Brussel. De Spaanse regering wisten niet hoe ze het had. Het front was ver weg, de trouw gebleven Spaanse troepen ook – en opeens waren daar duizenden muiters die geld eisten uit de lege staatskas!
Gijzelaars
Pagano stelde – in afwachting van de definitieve uitbetaling – twee eisen: een vestingstad die groot genoeg was om het ‘eskadron’ te onderhouden en enkele hooggeplaatste gijzelaars. De vestingstad was snel gevonden: Roermond – of de inwoners dat nu leuk vonden of niet. Maar die hoge gijzelaars, dat lag moeilijker. De muiters wilden onder meer Charles Alexandre de Croÿ. Als zij hem in handen hadden, zou diens vader immers niet gauw vergeten dat hij de muiters nog moest betalen. De Spaanse landvoogd kon er niet omheen: hij moest De Croÿ vriendelijk doch dringend verzoeken om zich in Roermond als gevangene bij de muiters te melden. Later, toen hij de muiters wilde bewegen om weer te gaan vechten, moest hij een nóg hoger geplaatste gijzelaar aan hen overdragen: graaf Herman van den Bergh, stadhouder van het Overkwartier van Gelre.
Stockholmsyndroom
De muiters trokken vanaf 30 mei 1604 Roermond binnen en namen het bestuur over. Intussen onderhandelden ze met Brussel over de soldijbetaling. Ze schakelden hun gijzelaar De Croÿ in, die een goed woordje voor hen deed bij zijn vader. In zijn memoires schreef De Croÿ lovend over de discipline en Spaansgezindheid van de muiters. Het lijkt erop dat hij last had van het stockholmsyndroom, waarbij een slachtoffer sympathie krijgt voor de daders die hem iets aandoen. Toen hij na een jaar vrijgelaten werd, nam hij hartelijk afscheid van de muiters, die hem hun vaandel schonken.
De grote muiterij van 1599-1605 droeg bij aan een keerpunt in de oorlog. De Spanjaarden konden de strijd niet volhouden en zochten vanaf 1606 contact met de opstandelingen in het noorden. Dat mondde uit in het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). In feite erkende Spanje daarmee de onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Nederlanden.