Op een gegeven moment reed de trein weer Wesel uit, in noordelijke richting, om vervolgens bij Kanonenberge in de buurt van Blumenkamp te stoppen. De Duitsers lieten de trein weer staan.
Henri Houben: ‘Om klokslag half vijf vlogen Engelse jachtbommenwerpers over. Zij voerden een aanval op de trein uit. Het is een ogenblik geweest van tien seconden, misschien zelfs korter. Een gekerm en hulpgeroep steeg op van alle kanten. Meteen na het bombardement wilde iedereen de trein uit en een veilig heenkomen zoeken. Ik kroop onder een wagon van een dichtbij staande trein. Daarna liep ik het bos in. De jachtbommenwerpers kwamen nog een keer terug en schoten op ons terwijl we dekking zochten in het struikgewas. Ik was alleen. Meteen na het bombardement liep ik terug naar onze wagon om te zien waar mijn moeder en Joseph waren. Één bom was op de plaats terecht gekomen waar moeder en Joseph hadden gezeten. Na vijf minuten, wat een eeuwigheid leek, vond ik eerst Joseph en daarna moeder. Ik riep om hulp. Maar hoe hard ik ook riep, geen mens kwam mij helpen.’

De trein zat vol met inwoners van Roermond en omgeving. De familie Dosker en de familie Meuwissen zaten in dezelfde wagon. Er zat een groot gat in het dak van de wagon. Annie Dosker was geraakt door granaatscherven, haar dochter Janny was lichtgewond. Janny ging naar Annie en hield haar in haar armen. Annie stierf in de armen van haar dochter. De overlevenden hielpen de gewonden naar een weg in de buurt. Zij gebruikten dekens om de gewonden te vervoeren. Ook Wim, Kees en Ria waren gewond geraakt. Jan kwam rennend terug naar de trein. Hij zag Kees zittend op de weg, hij was bij bewustzijn. Zijn beide zusjes waren gewond en zaten naast de trein. Hij zag dat zijn moeder in de wagon lag. Janny vroeg of Jan het koffertje met de identiteitspapieren uit de wagen wilde halen. Jan klom in de wagon en knielde bij zijn overleden moeder neer. Dat was de laatste keer dat hij zijn moeder zou zien. Hij pakte het koffertje en klom weer uit de wagon.

De stoffelijke overschotten werden op 8 februari nog overgebracht naar Hamminkeln en op 9 februari naar Wesel. Zij werden op 10 februari begraven op het stadskerkhof te Wesel.

Henri Houben: ‘Ik was niet bij verstand om in Wesel achter te blijven. Wij zijn toen op donderdagavond vertrokken richting Enschede. In Hengelo zijn wij toen vrijdag in de middag aangekomen en ik heb mij toen een fiets genomen en wilde daarmee terug fietsen naar Wesel.’

Voor de reis naar Wesel moest Henri beschikken over de benodigde documenten. Hij kreeg van de Duitse instanties alles wat hij nodig had. Eenmaal aangekomen in Wesel begon de zoektocht: ‘De slachtoffers waren naar het militaire Kriegsfriedhof gebracht. Mijn broer Joseph heb ik nog even gezien maar mijn moeder heb ik niet meer te zien gekregen. Ik moest haar maar in herinnering houden zoals ze in haar leven was geweest. Ik veronderstel dat zij zwaar verminkt moet zijn geweest.’

Het duurde nog tot 1951 voordat de stoffelijke overschotten van de treinramp overgebracht werden naar Roermond.

Art 21 Lijst met slachtoffers.jpg