Tijdens de Tachtigjarige Oorlog raakten de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden van elkaar gescheiden. Uit het noorden kwam later Nederland voort, het zuiden werd uiteindelijk België. Door politieke verwikkelingen in de negentiende eeuw zijn Roermond en Nederlands Limburg nu onderdeel van Nederland, maar daarvóór hoorden ze eeuwenlang bij de Zuidelijke Nederlanden.
Dat gebied werd eerst geregeerd door de koning van Spanje. Toen het Spaanse koningshuis in 1700 uitstierf, brak er een oorlog uit. Na die oorlog kwamen de Zuidelijke Nederlanden in 1715 in bezit van de aartshertogen van Oostenrijk, die bijna altijd ook keizer van het Duitse rijk waren. Keizer Karel VI regeerde tot 1740 en werd opgevolgd door zijn dochter Maria Theresia. Na haar volgden tot aan de Franse tijd nog drie Oostenrijkse vorsten: Jozef II, Leopold II en Frans I. Maria Theresia en haar zonen Jozef en Leopold staan bekend als vooruitstrevende vorsten die bij hun bestuur het belang van hun onderdanen voorop stelden. Daardoor was de tweede helft van de achttiende eeuw voor de Zuidelijke Nederlanden een tijd van economische en culturele bloei.

Bloei van de kunsten

Die bloei van de kunsten drong ook in Roermond door. Zo werd het grafmonument voor bisschop d’Ongnies in de kathedraal gemaakt door de beroemde Antwerpse beeldhouwer Jan Pieter Baurscheit. Zulke opdrachten stimuleerden het niveau van de Roermondse kunstenaars.

buste-d-ongnies-baurscheidt-de-jonge
Houten gedenkteken met marmeren borstbeeld voor bisschop d’Ongnies in de Sint-Christoffelkathedraal, in 1734 gemaakt door Jan Pieter Baurscheit de Jonge. Foto: Hennie Retera.

Van sommige kunstenaars is de naam onbekend. Bijvoorbeeld van de begaafde steenhouwer die de pomp bij de fontein op de Munsterplein en de stenen kozijnen van verschillende huizen uitvoerde in rococostijl.

au-cheval-blan-voor-bombardement
Het pand ‘Au cheval blanc’ aan de Marktstraat heeft de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. Het was een fraai voorbeeld van de rococostijl. Foto: Gemeentearchief.

Van andere kunstwerken zijn de makers wel bekend. Zo maakte Franz Xaver Baader een beeldengroep voor het altaar van de Caroluskapel in het kartuizerklooster. Dit altaar is na de opheffing van het klooster in Thorn terechtgekomen. Vrijwel zeker verzorgde Baader ook het spectaculaire stucwerk in diezelfde Caroluskapel (grote foto), want toen hij in 1778 Roermonds burger werd, werd hij aangeduid als stucadoor.

beeldengroep-afkomstig-uiut-caroluskapel
Altaar met beeldengroep in de stiftskerk in Thorn, in 1769 door Franz Xaver Baader gemaakt voor de Caroluskapel. Foto: Angela Scheepers.

Duitse invloed

We weten niet waar Baader vandaan kwam, maar gezien zijn naam was hij waarschijnlijk uit de Duitstalige landen afkomstig. Dat geldt ook voor de schilder Jakob Sitterich († Roermond 1757), die in 1714 het Roermonds burgerrecht kreeg. Van andere kunstenaars weten we met zekerheid dat ze uit Duitsland kwamen, zoals de schilder Vitus Deocharus Dambacher (* Herreiden in Beieren 1748 † Roermond 1825) en de ivoorsnijder en beeldhouwer Heinrich Baur (* Mayen bij Koblenz 1752 † Roermond 1823). Baur beheerde de kunstverzameling van bisschop Van Hoensbroeck (in functie 1775-1793). Deze had nog een andere Duitser in dienst: de musicus Franz Anton Faulhaber (* Walldürn bij Heidelberg 1756 † Roermond 1848), die leiding gaf aan zijn huisorkestje. De bisschop was zelf ook muzikaal en speelde cello.
Mogelijk zijn Baur en Faulhaber door bisschop Van Hoensbroeck persoonlijk naar Roermond gehaald. Maar de komst van diverse andere Duitsers naar Roermond heeft ongetwijfeld te maken met het Oostenrijkse bewind. Het hof van de landvoogden – steevast familieleden van de Oostenrijkse vorsten – in Brussel trok allerlei kunstenaars aan. De Oostenrijkse tijd was voor Roermond een zilveren eeuw.

Grote afbeelding: de Caroluskapel in het voormalige kartuizerklooster. In de achttiende eeuw werd het plafond versierd met stucwerk in rococostijl. Foto: Hennie Retera.