Zijn grootvader Frans Nicolas begon in Roermond in 1855 een glasschildersatelier. Twee jaar daarvóór was een eind gekomen aan de achterstelling van de katholieken in Nederland. Het gevolg was een ware bouw-boom. Overal in Nederland verrezen nieuwe katholieke kerken. Twee Roermondse bedrijven hadden daardoor volop werk: Cuypers’ Kunstwerkplaatsen en Atelier voor Glasschilderkunst F. Nicolas. Het atelier voorzag talloze kerken van gebrandschilderd glas naar ontwerpen van Duitse kunstenaars in de stijl van de neogotiek. Frans Nicolas werd opgevolgd door zijn zonen Frans junior en Charles. Joep Nicolas was weer een zoon van Charles. Iedereen ging ervan uit dat Joep het familiebedrijf zou voortzetten. 

Geen ambachtsman, wel kunstenaar

Maar dat liep anders – althans een beetje anders. Op de middelbare school wist de jonge Joep het zeker: hij wilde zijn vader niet opvolgen. Wel volgde hij in Maastricht lessen bij de kunstschilder Rob Graafland, die een hele generatie jonge, vernieuwende Limburgse schilders opleidde. Na de middelbare school ging hij filosofie en kunstgeschiedenis studeren in Zwitserland. Daar kwam hij in aanraking met jonge kunstenaars uit heel Europa, waaronder experimentele kunstenaars als Paul Klee, Wassily Kandinsky en Kurt Schwitters. Hij brak zijn studie af en ging in 1919 rechten studeren in Amsterdam. Dat werd ook geen succes, maar de stad bood andere mogelijkheden. Hij ging er weer teken- en schilderlessen volgen, aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Verder stortte hij zich met overgave in het uitgaansleven. Zo leerde hij schilders kennen als Jan Sluyters, Charley Toorop en de Belg Rik Wouters, de Wit-Russische beeldhouwer Ossip Zadkine en de dichter Adriaan Roland Holst. Het was nu wel duidelijk: Joep Nicolas wilde geen ambachtsman worden zoals zijn familieleden (en al helemaal geen meester in de rechten), maar kunstenaar.
In 1922 kreeg hij zijn eerste grote opdracht: wandschilderingen in het Dionysiuskerkje in Asselt bij Roermond. Dat werd het startpunt van zijn kunstenaarscarrière. Maar de pastoor van Asselt vroeg hem ook glas-in-loodramen te maken. En zo kwam Nicolas via een omweg toch terug bij de glasschilderkunst. Hij maakte zich alsnog de techniek van het glasschilderen eigen en zette na de dood van zijn vader het atelier voort.

nicolas-met-kunstenaars-uit-heel-europa
Joep Nicolas (rechts) met zijn kunstvrienden Henk Wiegersma (met zoontje Peter), Ossip Zadkine en Jozef Cantré in 1927. Foto: Gemeentearchief.

Internationale carrière

In 1922 leerde Joep Nicolas zijn latere vrouw kennen, de Belgische beeldhouwster Suzanne Nijs. Zij was een schoonzus van de Engelse schrijver Aldous Huxley, met wie hij bevriend raakte. Nicolas onderhield al vanaf zijn Zwitserse jaren contacten met kunstenaars uit heel Europa. Mede door deze contacten kreeg hij ook opdrachten buiten Nederland. Hij was één van de eerste kunstenaars die de eigentijdse stijl van het expressionisme toepaste binnen de glasschilderkunst. Daarmee trok hij internationaal de aandacht. Zijn monumentale glasramen waren te zien in onder meer Parijs, Milaan, Antwerpen, Brussel, Orval en buiten Europa op Curaçao, in Colombia, Canada en de Verenigde Staten. Kort voor de Tweede Wereldoorlog verkocht hij zijn bedrijf en emigreerde hij naar de Verenigde Staten. Hij zou er tot 1958 wonen en werken. Wel had hij af en toe ook opdrachten in Nederland.

Delft

Zijn belangrijkste opdracht kreeg hij in 1955: de ramen van de Oude Kerk in Delft. Bijzonder was dat Nicolas als katholiek kunstenaar gevraagd werd voor de beglazing van een protestantse kerk. De glazen in Delft werden zijn grootste en beroemdste werk: 24 ramen waaraan hij in totaal acht jaar non-stop werkte. Een aantal jaren later, in 1972, voegde hij nog een laatste raam toe. Twee maanden na de voltooiing overleed hij, 74 jaar oud.

raam-oude-kerk-delft-joep-nicolas
Nicolas’ Willem de Zwijger-raam in de Oude Kerk in Delft.


Grote foto: Joep Nicolas in zijn atelier in New York.