Verhalen, verhalen…
Het Mariabeeldje in de Kapel in ’t Zand is kort na 1500 gemaakt in Mechelen (B). Vermoedelijk staat het beeldje al heel lang in de Kapel. Over de oorsprong van de kapel en het beeldje hangt een mist van elkaar tegensprekende verhalen.
Volgens documenten in het Oud-stadsarchief is de kapel gebouwd in 1418. Maar volgens een verhaal uit 1699 zat het anders. In 1437 zou een herder in een waterput een Mariabeeldje hebben gevonden. Het beeldje werd naar de Sint-Christoffelkerk in Roermond gebracht, maar keerde tot drie keer toe op wonderbaarlijke wijze terug naar een boom bij de put: dáár wilde het vereerd worden. Daarom zou op die plaats de Kapel in ’t Zand gebouwd zijn. Nog weer later versmolt de herder in de legende met de heilige Wendelinus van Trier, die overigens rond het jaar 600 geleefd had.
In de twintigste eeuw dook het idee op dat het donkerbruine beeldje een Zwarte Madonna was, dat wil zeggen een heidense aard- of moedergodin in een christelijk jasje. In de legende hoorde het beeldje thuis op een bijzondere plek met een bron en een boom. Volgens folkloristen is de verering van godinnen bij bronnen en bomen iets typisch vóórchristelijks. Werd de kapel in 1418 misschien gebouwd op de plaats van een eeuwenoud Keltisch-Germaanse heiligdom?
Bedevaart-business
Al in de zestiende eeuw was de kapel ‘mit miraculen seer beroempt’. ‘Miraculen’ waren wonderbare genezingen. In 1578 werd het gebouwtje gesloopt en bleef alleen de put over. Maar de bedevaarders bleven komen. In 1610-1613 verrees een nieuwe kapel, waarna de stroom pelgrims nog verder groeide. In 1744 waren er kramen waar je ‘waschlichten’ (waxinelichtjes), kaarsen, wittebrood, fruitsoorten, sterke drank, haring en andere levensmiddelen kon kopen. Al die kramen blokkeerden de doorgang en hinderden de godsdienst. Het stadsbestuur greep in en wees staanplaatsen aan.
Bloeitijd
In 1862 kwam de kapel in handen van de paters redemptoristen. Zij begeleidden de pelgrims, voorzagen de souvenirkramen van pelgrimsvaantjes en prentbriefkaarten, en gaven een tijdschrift uit, dat tot 1961 onder verschillende namen heeft bestaan. De paters ontwikkelden de kapel tot een religieus-toeristische trekpleister. Mensen lieten als dank voor hun genezing zilveren ex voto’s maken, en vanaf 1927 tegels met een persoonlijke tekst. Herbergen rond de kapel groeiden uit tot hotels. Bedevaarders kwamen met busladingen uit Nederland en Duitsland. Omdat die niet allemaal tegelijk in de kapel konden worden opgevangen, werd een tweede ‘attractie’ aangelegd: het Kruiswegpark, een park met religieuze beelden en schilderijen. Allemaal goed voor de Roermondse werkgelegenheid.
Misdienaars met een paaskaars bij een souvenirkraam aan de Kapel in ’t Zand, jaren dertig van de vorige eeuw. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, collectie Brinio. Bedevaarders bij het Kruiswegpark, jaren dertig van de vorige eeuw. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, collectie Brinio.Eind jaren zestig kwam er een eind aan de massale bedevaarten en aan de ‘industrie’ daaromheen. Maar het Mariabeeldje is nog altijd een geliefde plek waar gelovigen komen om een kaarsje op te steken en te bidden.
Grote afbeelding: De Kapel in ’t Zand van binnen. Foto: Kris Roderburg / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2001.