Steeds weer verboden en herrezen

Op carnavalsdinsdag verdrinken de Roermondenaren ’s middags de Grieks-Romeinse wijngod Bacchus, voorgesteld door een strooien pop, symbolisch in de Roer. Waar komt dat gebruik vandaan?
In oude archiefstukken is over Roermondse carnavalsgebruiken alleen te lezen dat ze steeds weer verboden werden. Vuren werden verboden vanwege brandgevaar. Vermommingen, maskers en het bedelen om gratis eten en drank werden verboden omdat onherkenbaar gemaakte bedelaars mensen lastigvielen. Het zingen van ondeugende liedjes werd verboden omdat het volk tijdens het carnaval – het feest van de omkering van de maatschappelijke machten – soms ál te vrij en ál te brutaal werd. Ook het Bacchusritueel werd verboden, maar in 1692 werd vastgesteld dat men toch weer ‘Bagges van zijn tonne int waater gestootten heeft’. De traditie was sterker dan het verbod. Rond 1880 werd op Aswoensdag ’s middags een strooien Bacchuspop op een ton (wijnvat of bierton) naar de Roer ‘gedreven’ (vandaar Bacchus drieve), vanaf de Roerbrug naar beneden gegooid en ‘verdronken’. Daarna barstte één van zijn fans op de ton in huilen uit om te treuren over de dood van de geliefde drankgod. Het feestvieren stopte dus niet klokslag middernacht na de Vastenavond, maar ging de hele nacht door tot de middag van de Aswoensdag. Dat was goede katholieken een gruwel. Vanaf 1921 moesten alle cafés op Aswoensdag dicht blijven. Aan een eeuwenoud gebruik kwam een eind. 

Twee tradities in één

Het Bacchusritueel komt voort uit twee tradities: de oude verhalen rond de Grieks-Romeinse wijngod Bacchus en het symbolisch ter dood brengen van een stropop. Vanaf ongeveer 1500 groeide de wijngod uit tot het symbool van zowel drankgenot als drankmisbruik. Soms werd daarbij verband gelegd met het carnaval. Tegenstanders duidden het carnaval aan als ‘bacchanalen’, letterlijk Bacchusfeesten. Maar Lorenzo de’ Medici, heerser over Florence, bezong Bacchus in 1490 in een carnavalsliedje. En in 1580 werd in Antwerpen het Mandement van Bacchus gedrukt, een spotoorkonde uitgevaardigd door Bacchus als vorst van het carnaval. Hij voert een lange reeks titels zoals keizer van de Rijnwijn en koning van Malvasia (een druivensoort) en beveelt zijn onderdanen om op carnavalsmaandag en -dinsdag te verschijnen in zijn raadhuizen en leenhoven, namelijk alle kroegen van Antwerpen. De andere traditie is die van de stropop. In steden in het Rijnland wordt in de nacht van Vastenavond op Aswoensdag een strooien pop verbrand. Soms gebeurt dat na een spotrechtszaak, waarin de pop veroordeeld wordt voor alle zonden die de bevolking het afgelopen jaar heeft begaan. Hij heet meestal Bacchus, maar plaatselijk ook Nubbel, Zacheies, Hoppeditz of Lazarus Strohmanus. In de plaats Poll wordt hij verdronken in de Rijn, in Jülich gaat hij de Roer in. En zo ook in Roermond. 

Bacchusklup

Na de Tweede Wereldoorlog werd het carnaval weer nieuw leven ingeblazen en kwam het tot een compromis. Bacchus mocht weer in de Roer verdronken worden, als het feestvieren maar vóór Aswoensdag stopte. Daarom vindt het ritueel sinds 1947 plaats op carnavalsdinsdag. De organisatie is in handen is van de Bacchusklup, oorspronkelijk een kaartclub in een café aan de Roerkade, die later verhuisde naar andere cafés en uiteindelijk naar Le Journal aan het Stationsplein. 

cartoon-bacchus-drieve-dolf-wong
Dolf Wong tekende deze illustratie bij het verhaal ‘Vaarwel Bacchus’ van Pierre Huyskens in Elsevier’s Magazine, 1964.
 

Ontleend aan: Jean-Philippe Laugs, De sjtad van Bacchus. Euver de oorsjpronge van ’t Remunjse vastelaovesritueel (2013).
Grote foto: Bacchusklup.