Onder de broeders die het jongenstehuis Sint-Joseph runden, waren enkele Duitsers die in de oorlog in dienst moesten. De 25-jarige broeder Wendel, die eigenlijk Rob Jordans heette, nam de plek van één van hen in. Zo maakte hij de laatste oorlogsmaanden in Roermond mee. Die laatste maanden verliepen in het zuiden anders dan in het westen van Nederland. Het zuiden beleefde geen hongerwinter, maar zat middenin de gevechten. Zijn oorlogsdagboek geeft een aangrijpend beeld van wat de Roermondenaren in die tijd moesten doormaken. 

Wendel Jordans in 1964
Broeder Wendel rond 1964. Foto: Gemeentearchief Weert. 

De bevrijders komen!

Op 1 september 1944 bombarderen geallieerde vliegtuigen een Duitse munitietrein. Direct daarna komen er optimistische radioberichten uit Londen. Duitsers en NSB’ers vluchten. Op 5 september, Dolle Dinsdag, dansen de mensen in sommige steden op straat. ‘NEDERLAND HERRIJST!’, noteert broeder Wendel om 12.45 uur. Maar er wordt te vroeg gejuicht. Al in de nacht daarvóór zijn er Duitse versterkingen aangevoerd. 

Schaarste

Roermond ligt nu in de frontlinie. Er ontstaan tekorten. Er verschijnen bijvoorbeeld geen kranten meer door papiergebrek. Er is geen gas en nauwelijks water. Kaas, kaarsen en waspoeder raken op. Broeder Wendel schrijft: ‘En zo wordt het ieder uur beroerder. De moffen gappen alles.’ 

Bombardementen

Op 6 oktober begint een lange reeks bombardementen. De geallieerden hebben drie doelwitten: de twee Maasbruggen en het station. De meeste bombardementen mislukken, alleen de verkeersbrug wordt na drie weken vernietigd. De bommen veroorzaken veel schade en slachtoffers, en de vliegtuigen blijven maar komen. Op 11 november wordt de binnenstad zwaar getroffen. ‘De ene na de andere bom komt aangefloten, telkens weer ’n nieuw vliegtuig. ’t Is om gek van te worden. Bij iedere slag schudt de kelder.’ En na een voltreffer: ‘Wat ’n ravage. In de tuin zijn twee bommen gevallen. (…) Ramen kapot en alles vol scherven, zand, glas en stenen. De aanblik van de stad: verschrikkelijk.’ Er vallen die dag 33 doden en bijna 100 gewonden. 

Dwangarbeid

7000 dwangarbeiders en -arbeidsters uit Oost-Europa worden aangevoerd om tankgrachten, loopgraven en versperringen aan te leggen. Roermondse mannen tussen 16 en 60 jaar moeten zich melden voor deze Schanzarbeit of voor de Arbeitseinsatz (werk in Duitse fabrieken). Bijna niemand doet dat. Daarom laat de Duitse commandant Matthaeas met Kerstmis 1944 veertien mannen oppakken en doodschieten in het Elmpterbos. De broeders van Sint-Joseph staan nu voor de keus: zich dan toch maar melden of onderduiken. Broeder Wendel doet het laatste. In de chaos komt hij enkele dagen niet aan zijn dagboek toe. 

Evacuatie

Eind januari 1945 laten de Duitsers het gebied ten oosten van de Maas ontruimen. Duizenden mensen worden in de bittere kou naar Noord-Nederland gebracht. Broeder Wendel is weer teruggekeerd naar Sint-Joseph. Op 16 februari worden de jongens uit het tehuis en hun leiders op de trein gezet. De reis is gevaarlijk: ‘Vliegeralarm. Stond stil’, noteert broeder Wendel in telegramstijl. Een eerdere evacuatietrein is onderweg beschoten, waarbij vijftien Roermondenaren zijn omgekomen. Maar nu loopt het goed af. Na een dag komt de groep van Sint-Joseph aan op haar bestemming, Drachten in Friesland.

Als de Amerikanen op 1 maart Roermond binnentrekken, is het een kapotgeschoten, bijna lege spookstad. 

Lees voor meer informatie over de laatste zes oorlogsmaanden de verhalenserie Roermond frontstad van Eric Munnicks.
Het Gemeentearchief bezit veel materiaal over de Tweede Wereldoorlog. Onderzoeker Fred Cammaert bracht al deze bronnen bij elkaar in één overzicht met de titel Oorlogsbronnen Roermond.