Cineast Louis van Gasteren voltooide er in 2005 een vierdelige documentairereeks over (Het verdriet van Roermond); journalist Jan van Lieshout wijdde er in 1981 een artikelenserie aan in het Limburgs Dagblad en de Roermondse politieke opsporingsagent Gerard Verlinden verrichtte direct na de oorlog jarenlang nauwgezet speurwerk om de precieze toedracht te achterhalen. Het grootste oorlogsdrama van Roermond – de executie van veertien onschuldige burgers – heeft blijvende aandacht op zich gevestigd en wordt jaarlijks herdacht. Een korte terugblik.

Als majoor Ulrich Matthaeas in augustus 1944 het commando krijgt over het onlangs opgerichte 1e bataljon van het 24e regiment parachutisten, heeft hij er al een lange staat van dienst op zitten. Vanaf 1940 heeft hij gevochten op Kreta, in Rusland en in Italië. Dat heeft zijn sporen nagelaten. Zowel op Kreta als in Rusland zijn op zijn bevel onschuldige burgers doodgeschoten. Sinds zijn verblijf in Rusland laat een panische angst voor partizanen hem niet meer los. Bovendien heeft hij in Italië malaria opgelopen. Van die ziekte is hij weliswaar hersteld, maar periodieke koortsaanvallen blijven hem parten spelen. Eind augustus 1944 trekt hij met zijn bataljon van ruim 700 manschappen door Roermond om posities in te nemen aan het front bij het Albertkanaal in Noordoost-België. Onder zware geallieerde druk moet het bataljon zich op 14 september terugtrekken in de Peelstreek, waar het tot midden november zware klappen krijgt. Tegelijkertijd maken de parachutisten zich schuldig aan rooftochten en laat Matthaeas in Kinrooi en Grashoek opnieuw onschuldige burgers doodschieten.

Op 22 november krijgen ze bevel om zich terug te trekken op de oostelijke Maasoever en de verdediging van de frontsector Roermond-Linne op zich te nemen. In de nacht van 25 op 26 november arriveert het uitgedunde bataljon in Roermond. Matthaeas vestigt zijn commandopost in de kelder van een slagerij aan de Nassaustraat. Sommige officieren en de bataljonsstaf betrekken aangrenzende panden. Allereerst willen ze Roermond tot een vesting ombouwen. Strategische panden in de binnenstad worden versterkt en het rangeerterrein bij het station wordt opgebroken. De spoorstaven graven ze her en der in het centrum als versperring verticaal in de grond. Om zich snel te kunnen verplaatsen en toegang te verschaffen moeten woningsloten worden verwijderd en verbinden de parachutisten huizen met elkaar door gaten in de scheidingsmuren te kappen. Ook stoppen ze links en rechts landmijnen in de grond en brengen ze op goed gecamoufleerde plekken springstoffen aan. Intussen nemen de roof- en plundertochten steeds ernstiger vormen aan. Voedsel, wijn, voorraden en allerlei goederen: niets is nog veilig voor losgeslagen parachutisten als een van hen, de crimineel Willy Held, steun krijgt van dieven uit de eigen bevolking.

Matthaeas 1.jpg

De gebarricadeerde commandopost van bataljonscommandant Ulrich Matthaeas in een slagerij aan de Nassaustraat in het Roermondse Veld
Foto ontleend aan Eric Munnichs, 
Van kazemat tot kelderleven (z.p. 2007), blz. 388
Matthaeas 2.jpg

Huidige situatie Nassaustraat
Foto: Google Maps
Matthaeas 3.jpg

Bataljonscommandant en oorlogsmisdadiger Ulrich Matthaeas nadat hij door de Britten was opgepakt
Foto ontleend aan
Heimatbuch des Kreises Viersen 58 (2007), blz. 205
Matthaeas 4.jpg

Nadat ze medio december het stationsemplacement hebben opgebroken, nemen de parachutisten de spoorstaven mee en graven die ter versperring verticaal in de grond zoals in de Munsterstraat.
Foto: Gemeentearchief Roermond
Matthaeas 5.jpg

Met prikkeldraad doorvlochten en verticaal ingegraven spoorstaven versperren de doorgang van de Paredisstraat.
Foto: Gemeentearchief Roermond

Nog veel gevaarlijker is Matthaeas’ obsessie met partizanen. Hij klaagt bij zijn meerderen dat weerbare mannen een bedreiging in de rug vormen voor zijn manschappen. Reden om zijn soldaten aan de lopende band razzia’s te laten houden. Leden van de SA en Grüne Polizei doen er volop aan mee. Omdat de resultaten telkens tegenvallen, eist hij dat alle mannen tussen 16 en 60 jaar zich vóór de avond van 18 december melden. Voor zover dat nog niet is gebeurd, duikt Roermond massaal onder. Slechts 40 mannen komen op 18 december opdagen. Matthaeas is woedend en verdenkt bisschop Lemmens van tegenwerking. Ter intimidatie laat hij in de nacht van 21 op 22 december een granaat ontploffen bij de voorgevel van diens ambtswoning aan de Paredisstraat.

Na een tip grijpt een groepje van zes parachutisten de van diefstal verdachte Dieu-Donnée Verstappen in de late avond van 25 december in de kraag. Ze hebben hem uit zijn schuilplaats in de meisjesschool aan het Schoolpad bij de Kapel in ’t Zand gehaald. In ruil voor zijn vrijheid biedt Verstappen aan om de schuilplaats van een stel andere onderduikers prijs te geven. De parachutisten gaan op het aanbod in en keren met Verstappen terug naar de meisjesschool waar ze op zijn aanwijzing tien onderduikers aantreffen in een schuilplaats onder de vloer van een klaslokaal. De arrestanten worden opgesloten in een winkelpand aan de Nassaustraat. Daar bevinden zich al enkele Roermondenaren die bij eerdere razzia’s zijn opgepakt. Tijdens het standrecht dat de volgende dag plaatsvindt onder leiding van Matthaeas krijgen de tien en drie andere arrestanten de doodstraf. Met schop en pikhouweel moeten 12 mannen aan het einde van de middag naar de Duitse grens lopen. Aan de voet van de Elmpterberg, een paar honderd meter op Duits grondgebied, delven ze hun eigen graf. Achtereenvolgens worden ze in groepjes van vier doodgeschoten en in de kuil gegooid. De volgende dag ondergaan twee andere ter dood veroordeelden hetzelfde lot. Op een paar meter afstand van het massagraf delven ook zij hun eigen graf.

Matthaeas 6.jpg

Pas in augustus 1947 wordt bij het grensplaatsje Niederkrüchten het massagraf gevonden van de veertien vermoorde inwoners van Roermond. Dat gebeurt op aanwijzing van een lid van het bataljon parachutisten dat de stad bijna twee maanden onafgebroken heeft geterroriseerd.
Foto: collectie A. Cammaert, Maastricht
Matthaeas 7.JPG

Monument (‘Mahnmal’ te Luzenkamp) ter herinnering aan de veertien vermoorde inwoners van Roermond, aangeboden door de inwoners van Niederkrüchten in 1996. Het monument staat bij de plaats waar het drama zich op Tweede Kerstdag 1944 heeft afgespeeld: direct rechts na de grensovergang Maalbroek/Elmpt (na ongeveer 500 meter).
Foto: open source internet
Matthaeas 8.jpg

Tekst op het monument voor de veertien Roermondse doden waar jaarlijks een herdenkingsplechtigheid plaatsvindt
Foto: open source internet

Op 28 december laat Matthaeas de vonnissen bekend maken en voegt eraan toe dat alle mannen tussen 16 en 60 jaar zich voor de avond van 30 december moeten melden. Wie dat niet doet of geen geldige Ausweis heeft, riskeert de kogel. Ruim 2700 mannen komen opdagen die onder barre omstandigheden dwangarbeid in de regio Wuppertal moeten verrichten. Tientallen komen daarbij om het leven.

Matthaeas 9.jpg

Na hun deportatie uit Roermond werden de 2800 Roermondse mannen en jongens na een barre voettocht opgesloten in de wielerbaan van Dülken. Daar brachten ze de nacht staande en onder ellendige weersomstandigheden door. Schilder R. Aben legde het naderhand vast.
Foto: Gemeentearchief Roermond, toegang 7005 (Collectie Oorlogsdocumentatie), inv.nr. 139A (memoires Jo Hermans)
Matthaeas 10.jpg

Op het gemeentearchief van Roermond wordt het dagboek van Harry Hovens bewaard waarin een foto staat van dit schilderij van R. Aben. Het geeft een beeld van de aankomst van de gedeporteerde Roermondse mannen en jongens in doorgangskamp Varresbeck. Hen wacht maandenlange dwangarbeid in de door zware bombardementen geteisterde regio rond Wuppertal.
Foto: Gemeentearchief Roermond, toegang 7005 (Collectie Oorlogsdocumentatie), inv.nr. 139A (memoires Jo Hermans)

Een paar dagen na de massadeportatie verruilt het bataljon Roermond voor Linne. Ook daar komt het tot executies van onschuldige burgers. Hetzelfde geldt voor drie inwoners van Herten. Zij worden rond 9 februari 1945, kort na de terugkeer van het bataljon in Roermond, doodgeschoten. Ten slotte executeren de parachutisten op 25 februari een onderduiker uit Maasniel. Alvorens zich definitief uit Roermond terug te trekken richten ze op 28 februari nog een aantal vernielingen aan en blazen ze de toren van de kathedraal op. De volgende dag arriveren de eerste Amerikanen in de stad.

Matthaeas 11.jpg

Daags voor hun aftocht plegen Duitse parachutisten een laatste wandaad. Om de naderende Amerikanen te beletten om gebruik te maken van mogelijke uitkijkposten, blazen ze overal molens en kerktorens op. Zo ook de toren van de kathedraal. In de zomer van 1945 legt de vermaarde fotograaf Mathieu Koch de zwaar gehavende toren op indrukwekkende wijze vast.
Foto: Gemeentearchief Roermond, collectie Mathieu Koch
Matthaeas 12.jpg

Zwaar gehavend en geschonden: zo laten de Duitse bezetters de Roerkade en de kathedraal achter bij hun vertrek uit de stad op 28 februari 1945. Met dit iconisch beeld slaagt fotograaf Mathieu Koch erin de sfeer in de grotendeels ontvolkte stad op onvergetelijke wijze vast te leggen.
Foto: Gemeentearchief Roermond, collectie Mathieu Koch

Na de Rijn te zijn overgestoken, belandt het bataljon via Oldenburg in Sleeswijk-Holstein waar het restant zich overgeeft. Matthaeas is daar niet meer bij. Hij ligt na een nieuwe koortsaanval in een lazaret waar hij op 31 mei wordt gearresteerd. Via een interneringskamp bij Kassel belandt hij in het voormalige kamp Dachau. Daar wordt hij met andere oorlogsmisdadigers in februari 1947 door leden van de marechaussee opgehaald voor berechting in Nederland. Onderweg mishandelen ze hem zo ernstig dat hij voor dood wordt achtergelaten in een open kelder in Wiesbaden. Matthaeas heeft zijn bewakers met succes misleid. De schijndode ontsnapt uit de kelder, klimt op een kolentrein en spoort naar Hannover. Als Fritz Unruh vestigt hij zich in Lebenstedt bij Salzgitter. Hij neemt zijn originele naam weer aan als hij er in 1952 achter komt dat er in Nederland geen aanhoudingsbevel tegen hem is uitgevaardigd. Ook deinst hij er niet voor terug zich in 1956 te melden bij de Bundeswehr. Het toeval wil dat hij wordt aangesteld als adviseur van zijn vroegere regimentscommandant Friedrich Hübner. Die kent zijn oorlogsverleden en begint meteen belastend materiaal tegen Matthaeas te verzamelen. Dat resulteert weliswaar in een aanklacht maar dank zij het nauwelijks gezuiverd justitieel apparaat komt hij er zonder kleerscheuren vanaf. In 1962 volgt rehabilitatie en in twee jaar later gaat Matthaeas met een onbevlekt blazoen met pensioen. Een volgende aanklacht in 1966 verandert daar niets aan. In 1971 bijt amateur historicus Jan van der Steen zich vast in de zaak. Hij schakelt de Roermondse advocaat mr. Theo van ’t Grunewold in, die Matthaeas in 1972 wegens moord aanklaagt. Opnieuw wordt bot gevangen bij de Duitse justitie. Getuigen kampen met geheugenverlies; er is sprake van verjaring en bovendien druist zo’n vervolging in tegen de normen van het Duits strafrecht, aldus de Duitse argumentatie. In 1976 wordt de zaak geseponeerd. Matthaeas is definitief ontsnapt aan vervolging. Op 21 juni 1994 overlijdt hij.

Terugkomend op de executies van december 1944. Op aanwijzing van een voormalig bataljonslid worden in augustus 1947 de twee graven aan de voet van de Elmpterberg gevonden. Niet veel later, begin 1948, buigt het Bijzonder Gerechtshof in Roermond zich over het verraad van de onderduikers. In de beklaagdenbank zit de dan 44-jarige verdachte Dieu-Donnée Verstappen. De strafeis is hoog. Aanklager mr. Frans van Voorst tot Voorst formuleert het aldus: “Dertien doden klagen deze verdachte aan door de monden der nagelaten betrekkingen en getuigen. Het leven van de medemens gold hem niet. Het is een brutale hond getuige zijn houding voor dit Hof. Hij verdient te worden afgemaakt. Ik eis tegen hem de doodstraf.” Met ‘houding’ doelt Van Voorst tot Voorst op het cynisme van en het hardnekkige ontkennen van alle beschuldigingen door Verstappen. Zijn verdediger, mr. Frans Nederveen, wijst op de gebrekkige opvoeding en lage ontwikkeling van de aangeklaagde. Het Roermonds Hof gaat niet mee in de strafeis en veroordeelt Verstappen tot een gevangenisstraf van 20 jaar.


Gebruikte bronnen

Eric Munnichs, Van kazemat tot kelderleven (z.p. 2007)
A.P.M. Cammaert, Tussen twee vuren (Assen 1983)

Limburgs Dagblad 7, 14, 21 en 28 maart, 4, 11, 18 en 25 april en 2, 9 en 30 mei 1981 (artikelenserie van Jan van Lieshout)

Gemeentearchief Roermond:

  • toegang 2008 (archief Politieke Opsporingsdienst), inv.nrs. 111 en 114
  • toegang 7005 (Collectie Oorlogsdocumentatie), inv.nrs. 189, 192, 195 en 196