De stad kende van oudsher een drietal jaarmarkten, waarvan de Meimarkt, die begon op de zondag na Pinksteren, de belangrijkste was. Voor de burgers en voor de boeren uit de omgeving was dit dé gelegenheid om hun producten aan de man te brengen en om elkaar te ontmoeten. Op de markt, die samenviel met een kermis, traden minnezangers en acrobaten op en kwakzalvers deden goede zaken. De jaarmarkt werd met overvloedig eten en drinken gevierd. Ook de stadsprocessies brachten altijd veel volk op de been. Een van de bekendste was de processie die gehouden werd op de feestdag van St. Bernardus, een van de patroonheiligen van de Munsterkerk. De processie bestond uit een grote stoet vertegenwoordigers van de ambachtsgilden, geestelijken, stadsbestuurders en schutterijen die zingend, musicerend en biddend door de straten trok. In die processie trok van oudsher ook St. Christoffel of Sjtuf  mee. Sjtuf was en is de stadsreus. De geestelijkheid vond Sjtuf trouwens maar een heidense figuur en hij werd dan ook meermalen uit de processie verbannen. De veerkracht van Sjtuf is echter groot. Na een processieverbod van 200 jaar wordt de stadsreus sinds 1982 weer in een optocht meegedragen. Om de feestvreugde te vergroten, werd er tijdens de processie geschoten met alles wat maar hard kon knallen. In 1665 was men daar zo enthousiast mee bezig dat een door een schutter afgeschoten gloeiende kogel in het strooien dak van een huis in de Zwartbroekstraat bleef steken met als gevolg dat de helft van de stad in vlammen opging. Gelukkig ging het meestal goed! Een andere gebeurtenis die feestelijk werd gevierd, was de jaarlijkse uitverkiezing van de nieuwe raadsburgemeester. De drukte van het voorbije jaar werd weggespoeld met een goed glas en een copieuze maaltijd. In het jaar 1600 werd, blijkens de bij het Gemeentearchief bewaarde stadsrekening, op de avond van de burgemeesterskeuze 520 liter wijn gedronken, terwijl het banket verder rijkelijk voorzien was van pasteien, taarten, gebraden wild en zalm uit de Roer. Het kan niet anders of het moet er vrolijk aan toe gegaan zijn. Geen wonder dat kroniekschrijver Arend Slichtenhorst in 1654 over Roermond meldt dat het een “lustige” stad is. Met lustig wordt bedoeld “vol leven en levensvreugde”. Symbolisch wordt dat heden ten dage uitgedrukt in de figuur van de nar in de lopende beeldengroep rond het carillon op het stadhuis. Er is eigenlijk niets veranderd in al die eeuwen ….