Putten
De stad was vroeger verdeeld in buurten rond waterputten. De buurtbewoners haalden daar hun drinkwater, wisselden er nieuws uit en moesten de put samen onderhouden. Zo vormden ze een putgemeenschap. In later tijd werden de putten vervangen door pompen, en nog later door de waterleiding. Maar de putgemeenschappen bleven nog lang bestaan als buurtvereniging. Ze kregen nieuwe taken zoals het organiseren van uitstapjes. Buurtverenigingen buiten de binnenstad, die pas opgericht zijn toen er allang geen waterputten meer gebruikt werden, worden in Roermond ook ‘de put’ genoemd.
Putbeelden
Bijna elke put had een beschermheilige, van wie een beeld bij de put was neergezet. Veel putten waren ook naar hun heilige genoemd: de Sint-Jansput (in en rond de Sint-Jansstraat), Sint-Jacobsput (in de Voorstad Sint-Jacob), Sint-Jozefput enzovoorts.
Het oudste bewaarde putbeeld is deze Madonna met kind (groto foto bovenaan). Het is maar liefst 600 jaar oud. Vroeger was dit het beeld van de Onze-Lieve-Vrouwe-oordput. Het oude woord oord betekent oorspronkelijk hoek. Het beeld stond namelijk op de kruising van de Christoffelstraat / Schuitenberg met de Bakkerstraat / Kloosterwandstraat. Het beeld is van steen, alleen het hoofdje van het kind is van hout. Dat zal door een ongelukje gekomen zijn. Heiligen is het eeuwige leven beschoren, hun beelden niet altijd.
Een ander opmerkelijk putbeeld is het beeld van de Sint-Antoniusput, een aandoenlijke, primitieve uitbeelding van de populaire heilige Antonius met het varken.
Beide putbeelden zijn tentoongesteld in het Historiehuis. Ook andere originele putbeelden zijn ondergebracht in de collectie van het Historiehuis. In de stad zijn replica’s opgesteld.
Poelen en leren emmers
Behalve de meer dan dertig waterputten waren er vroeger ook minstens tien waterpoelen. Die dienden niet voor drinkwater, maar voor bluswater. In de tijd dat er nog geen brandspuiten bestonden, was het belangrijk dat er altijd ergens in de buurt bluswater te vinden was.
Detail van de stadsplattegrond van Herman Jansens uit 1671 met een aantal poelen. Historiehuis Roermond.Als er brand uitbrak, vormden de mensen ketens tussen de brandhaard en de dichtstbijzijnde poel. In leren brandemmers gaven ze het water aan elkaar door. Brandemmers waren er genoeg, want elke ambachtsman moest bij de toelating tot zijn beroepsvereniging één of twee emmers aanschaffen. En het lidmaatschap van een beroepsvereniging was verplicht.
Ook van die brandemmers zijn exemplaren in het Historiehuis te zien.
In het Oud-stadsarchief van Roermond zijn verschillende stukken te vinden waarin de putten en poelen worden vermeld. Zo is er in het stadsboek (de Jura et Privilegia) een ‘Ordenungh mitten poelen’ opgenomen, die ongeveer uit de zestiende eeuw dateert.