Zoals in veel Nederlandse steden waren stenen gebouwen in Roermond tijdens de middeleeuwen iets uitzonderlijks. De kerken en kloosters waren van steen. Verder wat openbare gebouwen, zoals de grauwe toren, die werd gebruikt als wachttoren, het gewanthuys, een overdekte markt waar kooplieden hun wollen stoffen verkochten, en de scrijfcamer, het ‘secretariaat’ van het stadsbestuur en de rechtbank. Een paar rijke burgers hadden stenen woonhuizen, maar dat was zo speciaal dat het in documenten apart werd vermeld.
De meeste huizen waren optrokken in vakwerk (hout en leem versterkt met twijgen of riet) en hadden daken van stro. Alleen de gevel was soms geheel of gedeeltelijk van steen. Bijna alle gevels waren naar de straat gekeerd, zodat de daken direct aan elkaar grensden. Brandgevaarlijk dus!
Verspreid over de stad lagen poelen met bluswater. Ze zijn op de kaart afgebeeld als langwerpige blauwe vlekken. Alle ambachtslieden moesten leren emmers aanschaffen. Bij brand werden die, gevuld met bluswater, van hand tot hand doorgegeven.
1554
De eerste grote stadsbrand werd aangestoken door vandalen op 16 juli 1554. Het was lang droog weer geweest en het waaide stevig. Bijna driekwart van de huizen brandde af. Anderhalve week later blies een storm gevels en schoorstenen omver die nog overeind stonden. Door het neervallende puin stortten kelders in. Dertien mensen kwamen om. Roermond was de voorafgaande vijftig jaar al economisch achterop geraakt, maar de brand van 1554 gaf de stad de nekslag. De bloei van Roermond als handelsstad was voorbij.
1665
De tweede stadsbrand ontstond op 31 mei 1665 doordat een schutter die meeliep in een processie in de lucht schoot. De gloeiende kogel kwam neer op een strooien dak en de wind verspreidde het vuur. Opnieuw ging driekwart van de stad in vlammen op, zoals te zien is op de kaart.
Het begin van de stadsbrand van 1665 in de Zwartbroekstraat. Detail van de kaart van Herman Jansens, die in opdracht van het stadbestuur in 1671 de schade van de brand in beeld bracht. De hele kaart is hierboven afgebeeld. Historiehuis Roermond.Terwijl de brand nog woedde, trokken inwoners onder leiding van de bisschop naar de Kapel in ’t Zand om daar te bidden tot de heilige Maria. Joanna van Randenraedt, een vroom levende ongetrouwde vrouw, bleef in de stad. Zij stond bekend als een halve heilige, die visioenen had en de toekomst voorspelde. Joanna gooide een Mariabeeldje uit de minderbroederskerk in het vuur. Daarna doofde de brand – nee, daardóór, dachten de mensen. Sindsdien trekt ieder jaar in mei de Stadsprocessie naar de Kapel in ’t Zand om Maria te bedanken voor haar hulp.
Maatregelen
Het stadsbestuur reageerde met nieuwe maatregelen. Poelen en brandemmers boden te weinig bescherming. Strooien daken moesten vanaf 1554 worden vervangen door leien daken. Na 1665 moesten bovendien de nokken van de daken een kwartslag worden gedraaid, zodat de puntgevels niet aan de straat maar als afscheiding tussen de huizen kwamen te liggen. Vooral die laatste maatregel werd lang niet altijd opgevolgd. Daardoor zijn er toch nog enkele oude huizen van vóór de stadsbranden bewaard gebleven.
Laatmiddeleeuws huis van vóór de stadsbrand van 1554 in de Brugstraat. Foto: Wikimedia Commons.